Begraafplaatsen. De Alg. begraafplaats (Begraafplaatslaan 2) is aangelegd na 1829.
Omdat het kerkhof bij de Grote kerk aanvankelijk nog voldoende ruimte bood, is de begraafplaats waarschijnlijk pas rond 1865 daadwerkelijk in gebruik genomen. Op een gemetselde overkluizing over de gracht rond de begraafplaats staat een met doodssymboliek versierd gietijzeren toegangshek, dat rond 1865 is vervaardigd door B.E.
Mohrman. Uit dezelfde tijd is het wit geschilderde, tempelvormige baarhuis in neoclassicistische stijl.
Het met riet gedekte, houten baarhuis is nu als columbarium in gebruik. Het grafmonument met putti voor Josina Wilhelmina Scheuer-Braams († 1880) is vervaardigd door L.P.
Stracké. Het monument in de vorm van een aedicula voor H.W.
Brouwer († 1916) is door keramist W.C. Brouwer samengesteld uit keramische elementen.
Verder zijn van belang een grote zerk voor H.
Harmens († 1831), oudconsul van Rusland, en het omhekte graf voor J.A. van der Straten († 1838).
De Isr. begraafplaats (Begraafplaatslaan 2) is in 1868 aangelegd en in 1909 uitgebreid. Uit die tijd dateren het jugendstiltoegangshek en het metaarhuis met jugendstil-detaillering.
De ronde lichtopeningen hebben een Davidster-vormige roedenverdeling. De voorgevel is voorzien van een Hebreeuws opschrift en het bouwjaar 5669 (1909).
Enkele graven zijn afkomstig van een in 1941 gebombardeerde joodse begraafplaats in de buurt van de vuurtoren. Opvallend zijn de gekoppelde laat-19de-eeuwse grafstenen voor Joseph Pias en Sara Speher.
Het monument ter nagedachtenis aan de in de Tweede Wereldoorlog omgekomen joodse Harlingers is in 1963 opgericht. De R.K. begraafplaats (Barend Visserstraat 57), aangelegd in 1888, is toegankelijk via een gietijzeren toegangshek tussen hardstenen kolommen.
Achter op de rechthoekige begraafplaats bevindt zich in de middenas een neogotische kapel uit 1907 met een overhoeks geplaatste dakruiter. Terzijde hiervan is op een kleine heuvel een kruisiginggroep opgesteld.