Koloniedorp, gesticht door de Maatschappij van Weldadigheid. In 1818 kocht men het landgoed Westerbeeksloot, dat rond 1614 was ontstaan toen François van Westerbeek toestemming kreeg om een deel van de marke van Vledder te vervenen.
Op de tussen 1818 en 1824 door de Maatschappij aangekochte woeste grond in het grensgebied van Drenthe, Friesland en Overijssel vestigde men verschillende kolonies. In 1818 werd de eerste proefkolonie (‘volksplanting’) gesticht, gevolgd door een tweede kolonie in 1819.
Samen kregen zij de naam Frederiksoord, naar de beschermheer van de Maatschappij, prins Frederik. In 1820 kwam op Overijssels grondgebied kolonie III gereed (Willemsoord).
De in 1821-'22 ingerichte kolonie IV kreeg de naam Wilhelminaoord. Bij Ommerschans in Overijssel ontstond kolonie V.
Vervolgens kwam ten noorden van Wilhelminaoord kolonie VI tot stand langs de Verlengde Nijensleeker Schipsloot nabij de grens met Friesland (‘aan de Vaart’ genoemd). De ten oosten daarvan in 1822 begonnen kolonie VII (Boschoord) bleef onvoltooid.In totaal bouwde men in deze ‘vrije kolonies’ 400 koloniewoningen. De kolonisten vestigden zich op vrijwillige basis en kregen een stuk land van 2,5 à 3 hectare toegewezen. De zeer planmatig opgezette kolonies kregen het karakter van een langgerekte ontginningnederzetting met verspreide woongemeenschappen. Met name op kruispunten van wegen werden gebouwen met bijzondere voorzieningen opgericht, zoals scholen, werkplaatsen, ambachtelijke bedrijven en bejaardenoorden. Vanaf 1859 voerde de Maatschappij een schaalvergroting en reorganisatie in het landbouwsysteem door. De kleine bedrijfjes werden samengevoegd en in 1864-'65 bouwde men vijf grote boerenhoeven.
In 1923 werd Willemsoord verkocht. Grote delen van Frederiksoord en Wilhelminaoord behoren echter nog steeds tot de Maatschappij van Weldadigheid en vormen samen een gebied met een bijzonder karakter.