De (Herv.) Grote of Mariakerk (Hoofdstraat 52) is een tweebeukige, recht gesloten hallenkerk met een toren van drie geledingen voorzien van een dubbele omloop en een lantaarn met opengewerkt koepeltje. De toren en de zuidbeuk zijn in de 15de eeuw tot stand gekomen; de noordbeuk dateert uit 1518.
In de toren hangt een door Arent van de Put gegoten klok (1611); verder is er een carillon van de firma Van Bergen (1949). Het in 1459 gewijde gotische koor werd gesloopt toen de kerk in oostelijke richting werd verlengd (1779-'81).
De nieuwe, neoclassicistische, oostgevel met daarin twee ionische poortjes is mogelijk een ontwerp van A.M. Sorg.
Verder werd de noordbeuk verhoogd en een consistoriekamer aangebouwd.Timmerman A. Brouwer vervaardigde in 1827 de huidige torenbekroning. Bij de restauratie in 1959-'63, onder leiding van W.A. Heineman, heeft men onder meer de zuidmuur ontpleisterd en de steunberen opnieuw opgetrokken. Het interieur wordt gedekt door houten tongewelven, die bij de restauratie zijn teruggebracht. Tot de inventaris behoren een 15de-eeuwse zandstenen altaarsteen, een gepolychromeerde houten adelaar (1697), een preekstoel uit 1696 (trap uit circa 1780) en een doophek in Lodewijk XVI-stijl met koperen doopboog uit 1782.
Het orgel werd in 1712-'16 gebouwd door Jan Harmensz Kamp, in 1722 herzien door F.C. Schnitger en bij een restauratie in 1968 door M. Ruiter gedeeltelijk gereconstrueerd; de laatste restauratie is uitgevoerd in de jaren tachtig door de firma Flentrop. Het doopvont is in 1964 door J.H. Germans vervaardigd. In de kerk liggen diverse grafzerken uit de 16de-18de eeuw.
Tegen de noordzijde van de toren staat de voorm. stadswaag (Kerkplein ong.). Dit in opzet vermoedelijk uit 1617 stammende gebouwtje met tuitgevel is later voorzien van een ornament in Lodewijk XV-stijl en heeft tot 1796 als waag dienst gedaan.