(< Ofr. espenser, zich voorstellen), loeren, spieden: Toen ik door de Pijlsteeg liep ... zag ik plotseling een mooie fiets met een boogslot staan ... Ik spinsde eens goed om me heen en verboog toen vlug het slot, HARING ARIE1 63; spinzen om, eropuit zijn om: Ze hadden allebei allang gespinsd om haar te pakken te krijgen.
Maar ze werkte ‘correct en geruisloos’ met haar chantages, EERDMANS in Het Vrije V. 11-19-1950.