(< Jidd. tsjoewe, antwoord < Hebr. sjoev, terug),
1. antwoord, reactie; geen (duit, draad) sjoege geven (volstrekt) niet reageren: ‘Meneer denkt natuurlijk: laat haar maar roepen. Die geeft geen duit sjoege en laat alles op mij neerkomen’, MENS2 201;
2. idee, begrip: Al die meisjes en vrouwen met liefdeszaken, waarvan hij, Heintje, niet veel sjoege had, COHEN 64.