1. voor mijn portie, voor mijn part: ‘Sterf kerel. Loop voor mijn portie dan maar leeg’.
Ik wilde hem alleen maar zo vlug moelijk kwijt, vanwege het bloed, BOTING1 102;2. aan iemand portie hebben: een relatie met iemand hebben: ‘Eruit stinkhoer, hep je porsie an ’m’. ‘Wat sèl God nou geife, ’k hep hem naudig, mit se roare skroage’, SMIS1 77. pot (< lollepot), lesbienne: De dame in kwestie was zo ruig als een kokosmat en heeft zoals ze dat in Amsterdam noemen, het uitgevonden. In de volksmond draagt zo’n dame als bijtitel: ‘een pot’, BOTING2 71.