(Jidd.)
1. moedertje: ‘Bischt du es Nathan?’ riep zijn moeder ...’t gemakkelijke jïddisch sprekend in haar slaaproes, ‘Ja mèmmele...’, CANTER 2, 146;
2. lafbek: Ze was een vuil vod . een beschimmelde memmele en tegelijk een zoó diep gekrenkt en getrapt wezen dat ze om haar eigen ellende grienen kon, QUERIDO 2, 391.