(< meier, rentmeester), zeuren: Parooll. meikever,
1. (iemand die (net als het diertje) naar buiten komt als het klimaat hem bevalt) profiteur, Pl. Amst;
2. boef, stelende zwerver: Zij maakte een meikever van hem, een vuilen zwerver, en schooier, QUERIDO 4, 2-7