(< Jidd. tsechokken, spelen < Hebr. tsochak, lachen),
1. dobbelen, spelen om geld: Er werd ... met centen tusschen knikkers gegokt. Er werd ... gedobbeld onder den voet om kruis of munt, LEONHARD 135;
2. knikkeren: Ik heb als kind ... nimmer georganiseerd plezier gehad. Je kunt niet: ... georganiseerd gokken (lees: knikkeren), georganiseerd putjes opblazen ... Hartjesdag vieren, BAKKER1 11.