(< Jidd. jeile, moge opstijgen (onze bede)),
1. kapsones, lef: De geestelijke wreedheid van die oudere wijven tegenover een kind is walgelijk. Het mooiste is dat ze zelf met hoeren en snoeren aan hun kerels gekomme zijn. Waar halen de wijven de ijlie vandaan? FOKKENS 139;
2. drukte om niets: Maak niet zo’n ijlie, Pl. Amst.