(< Jidd. dalven, arme man (naar de Bijbelse figuur Dalfon, een van de tien zonen van Haman (Ester 9:7), in zijn naam komt maar één ‘alef voor, de Hebreeuwse letter a met de getalwaarde 1000 en met de symbolische betekenis ‘vorst’; de andere zonen hebben allemaal twee alefs in hun naam. Dalfon is dus geen ‘hele’ vorst en hij is niet hoog, want 1000 minder dan zijn broers: hij is een arm mens),
1. schooier, bedelaar: Een ... orgelknecht, die met het koperen bedelbakkie de vrolijke dalver is, SMIS2 79;
2. zwerver, landloper: V. BOLHUIS.