Gepubliceerd op 01-12-2020

Wet op de Ruimtelijke Ordening en Stedebouw

betekenis & definitie

Belg. wet van 29.3.1962, gewijzigd bij de wet van 22.12.1970, die de wettelijke basis vormt voor de ruimtelijke ordening in België. Deze wet bevat verschillende onderdelen.

In de eerste plaats zijn de procedures vastgelegd voor het opmaken van de onderscheiden ruimtelijke plannen, hun inhoud en rechtskracht. Men onderscheidt het Nationaal Plan, het streekplan, het gewestplan en de gemeentelijke plannen van aanleg, nl. het Algemeen Plan van Aanleg (APA) en het Bijzonder Plan van Aanleg (BPA). Door de wetten van 8 en 9 aug. 1980 werd de ruimtelijke ordening toebedeeld aan de gewesten, zodat de mogelijkheid om het nooit opgemaakte nationale ruimtelijke plan alsnog uit te werken impliciet werd opgeheven. Tot op heden werd er ook geen werk gemaakt van de voorziene streekplannen, wel is thans het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen in voorbereiding, dat echter geen wettelijke basis heeft.In Vlaanderen werden de gewestplannen in de loop van de jaren wel allemaal opgemaakt en wettelijk vastgelegd (48 in België, 25 in het Vlaamse Gewest). Op gemeentelijk niveau verschilt de situatie sterk van gemeente tot gemeente.

De Wet op de Ruimtelijke Ordening en Stedebouw legt verder de procedures vast voor het krijgen van de bouw- en verkavelingsvergunning. Zij verschaft een wettelijke basis voor het uitvaardigen van bouwen verkavelingsverordeningen en voorziet in sancties, een regeling voor schadeloosstelling en fiscale bepalingen. Door de staatshervorming van 1980 kreeg het Vlaamse Gewest de bevoegdheid om de wetgeving terzake te wijzigen. Eind 1983 was er een ontwerp-decreet gereed waarin men de wet van 1962 op een aantal punten voorstelt te wijzigen voor het Vlaamse Gewest. De belangrijkste wijzigingen zijn: de coördinatie van de bouw- en exploitatievergunning (→ exploitatievergunning); de introductie van een vergunningsplicht voor bestemmingswijziging van een bestaand gebouw; een versoepeling van de mogelijkheid om afwijkingen toe te staan van de bepalingen van het gewestplan.

De hoofdverantwoordelijkheid voor het algemeen ruimtelijk beleid ligt bij de gemeenschapsminister voor Ruimtelijke Ordening, Landinrichting en Natuurbehoud. Deze minister wordt in zijn taak bijgestaan door de Commissie Ruimtelijke Ordening van de Vlaamse Raad op politiek vlak. Op ambtelijk niveau werd.de Vlaamse cel van de Dienst Algemeen Beleid voor Ruimtelijke Ordening (DABRO) ondergebracht bij de Administratie Ruimtelijke Ordening en Leefmilieu (AROL). Als adviesorgaan functioneert de Vlaamse Commissie voor de Ruimtelijke Ordening (Vlacoro).

Op provinciaal niveau is er de Provinciale Directie van de AROL waarin de vroegere Provinciale Besturen van de Stedebouw en Ruimtelijke Ordening zijn ondergebracht. Als adviesorganen functioneren er de Regionale Commissies van Advies. Sommige gemeenten hebben Gemeentelijke Commissies van Advies.

< >