bomen die in de stedelijke omgeving worden aangeplant. Stadsbomen worden aangeplant als onderdeel van stedelijke groenvoorzieningen ter verfraaiing van het stadsbeeld en om een aangename woonomgeving te scheppen.
Als belangrijke functies beschouwt men ook beschutting tegen zon en regen, zuurstofproduktie en opvangen van vuildeeltjes uit de lucht. De bomen die in de stad worden aangeplant, moeten esthetische waarde hebben. Daarom wordt veel gebruik gemaakt van uitheemse boomsoorten. Daarnaast moeten de bomen ook tegen luchtvervuiling bestand zijn, tegen een slechte bodem en een door het wegdek gehinderde watervoorziening. Een slechte bodem is sterk samengedrukt en voedselarm en bevat olie, vuil en uit lekke buizen afkomstig aardgas (→ aardgaslekkage). Bomen die desondanks in de stad goed kunnen groeien, zijn o.a.: iep, noordse esdoorn, tamme kastanje en paardekastanje, kleinbladige linde en enkele platanen, populieren en sierkersen.Eiken en wilgen stellen iets meer eisen; beuk en es zijn nauwelijks geschikt.
