wettelijk vastgestelde beperking van de snelheid van motorvoertuigen. In Nederland en België geldt een maximumsnelheid voor autowegen van resp. 100 en 120 km/h, voor wegen buiten de bebouwde kom van resp. 80 en 90 km/ h en voor wegen binnen de bebouwde kom van resp. 50 en 60 km/h.
In vrijwel alle Europese landen gelden snelheidsbeperkingen; alleen in de BRD geldt op autowegen geen maximumsnelheid. Er gaan stemmen op (in Nederland o.a. de actiegroep Stop de Kindermoord, maar ook in de BRD) om de maximumsnelheid in de bebouwde kom te verlagen tot 30 km/h, dit omdat 50 km/h nog te snel is om voldoende verkeersveiligheid voor spelende kinderen te waarborgen.Snelheidsbeperkingen zijn aanvankelijk ingesteld vanuit het oogpunt van veiligheid, later ook wegens energiebesparing en milieuhygiëne. Naarmate de snelheid toeneemt, zijn ook het energieverbruik, vervuiling van uitlaatgassen en geluidshinder hoger. Bij snelheden tussen 30—60 km/h is de verontreiniging van de lucht het laagst. Bij lagere snelheden werken de motoren niet optimaal, waardoor de verbranding van de brandstof onvolledig is en er o.a. koolmonoxide ontstaat. Bij snelheden hoger dan 60 km/h neemt m.n. de loodemissie toe (bij benzinemotoren), terwijl boven de 100 km/h alle emissies (aromaten, geluid e.d.) sterk toenemen. Zo produceert een auto bij 140 km/h viermaal zoveel lawaai als bij 100 km/h.
Bij 150 km/h verbruikt een auto 50 % meer brandstof dan bij 100 km/h. Men heeft berekend dat een snelheidsbeperking tot 100 km/h op de Duitse autowegen het brandstofverbruik in de BRD met 5 % kan verminderen.
