proces waarbij in het grondwater de gehaltes aan, voor de plantengroei noodzakelijke, chemische verbindingen toenemen. Hierbij wordt in de eerste plaats gedacht aan nitraten en fosfaten en verder aan kalk- en kaliumverbindingen.
Grondwater dat afkomstig is van regenwater bevat aanvankelijk weinig chemische verbindingen. Naarmate het langer in de bodem is, lossen er stoffen in op die aan bodemdeeltjes gehecht zitten. Grondwaterverrijking kan ook optreden doordat (kunst)meststoffen in het grondwater spoelen. Wanneer de verrijking sterk is, spreekt men van eutrofiëring. Waar het grondwater de plantengroei beïnvloedt, leidt dit tot een toename van plantesoorten die aan voedselrijke milieus zijn aangepast (b.v. grote brandnetel). Waar verrijkt grondwater het oppervlaktewater beïnvloedt, kan de soortensamenstelling van de watervegetaties veranderen. Vaak verdwijnen dan in sloten en vaarten de hogere waterplanten en ontwikkelen zich grote hoeveelheden kroos en algen (algenbloei).
