Gepubliceerd op 01-12-2020

cultuurgrond

betekenis & definitie

vooral voor de landbouw geschikte grond. In Nederland is de cultuurgrond voor een niet onbelangrijk deel door mensenhand tot stand gekomen.

Nederland was een pleistocene zandglooiing van grote uitgestrektheid, aan de zeezijde afgedekt door klei en veen en bestond voor een belangrijk deel naast hoge droge zandgronden uit onbenutte heidevelden, overwegend onbegaanbaar moeras en vele binnenmeren en zelfs het land binnendringende zeeën (de Zuiderzee). De vermeerdering van cultuurgrond vond hier op allerlei wijzen plaats (»cultuurtechniek): laagveenontginningen, uitgevoerd in het Utrechtse en Zuidhollandse veenweidegebied (reeds vanaf 1000); hoogveenontginningen, vooral in het noorden en oosten van het land (na 1600): de veenkoloniale gebieden; droogmakerijen, mogelijk gemaakt door de ontwikkeling van waterkeringen en de bemaling d.m.v. windmolens; heide- en woeste grondontginningen, in het centrum (de Veluwe) en het zuiden (de Peel): zij kwamen op gang na 1800 en vonden plaats tot 1960; de aanwinning van grond langs de kust (Friesland en Groningen) die reeds vele eeuwen plaatsvindt; de aanleg van grote nieuwe polders in het IJsselmeer (na 1918 op gang gekomen). De oppervlakte cultuurgrond nam door de eeuwen heen gestaag toe, alhoewel er ook verloren ging door dijkdoorbraken, zich vergrotende binnenmeren en de vergroting van de Zuiderzee. De grootste landwinst (niet cultuurgrond) werd gemaakt na 1900. In een periode van een halve eeuw werden gemiddeld 7500 ha per jaar door ontginning van zandgronden en ook van (hoog)veengronden en door inpoldering en ontginning van IJsselmeergronden aan het areaal cultuurgrond toegevoegd. De omvang van woeste gronden door omzetting in cultuurgronden verliep in 175 jaar van 1 mln. ha (een derde van de totale oppervlakte) naar 225000 ha (tabel).

Niet alle aangewonnen grond werd cultuurgrond of, eenmaal cultuurgrond geworden, bleef zo. Gestaag groeide de vraag naar grond voor andere bestemmingen. Vanaf 1950 nam deze vraag sterk toe. In 1950 had Nederland een oppervlakte van 4 mln. ha. Hiervan was 2,5 mln. ha cultuurgrond, 0,5 mln. ha ‘groot’ water (buitenwater, binnenzeeën), 0,25 mln. ha ‘klein’ water (een aantal zeearmen, de grote binnenwateren en meren) en 0,75 mln. ha bos, woeste grond en urbaan gebied (steden, wegen, recreatieterreinen, industrieterreinen). De afname van cultuurgrond gaat gepaard met een toename van urbaan gebied en wegen.

Deze laatste toename is aanzienlijk en bedroeg in de jaren zeventig ruim 3 %. Dit gaat ten koste van cultuurgronden en natuurgebieden. De laatste tien jaar gaat er gemiddeld per jaar ca. 1000—2000 ha natuurgebied verloren, terwijl daarnaast netto ca. 4000—6000 ha cultuurgrond, de winst aan cultuurgrond in de IJsselmeerpolders meegerekend, verloren gaat. Momenteel beslaat het areaal aan cultuurgrond ruim 2 mln. ha.De oppervlakte cultuurgrond in België is gedaald van 1917200 ha in 1834 tot 1847442 ha in 1980. De oppervlakte woeste gronden en heide is afgenomen van 12,5 % tot 3,2 % van het grondgebied.

De oppervlakte woeste gronden in de 19e en 20e eeuw in Nederland.

jaar oppervlakte ha

1800 1 000 000
1833 900 000
1856 700 000
1867 690 000
1875 766 000
1890 713 000
1900 590 848
1910 542 877
1920 481 691
1930 378 225
1940 269 820
1945 260 000
1955 205 000
1965 235 000
1975 225 000

< >