Woordenboek van medische eponiemen

T.Beijer en C.G.L.Apeldoorn (1998)

Gepubliceerd op 17-06-2020

rickettsiose

betekenis & definitie

een tot de zoönosen behorende infectieziekte. De ziekte wordt veroorzaakt door een Rickettsia, die door teken, luizen, mijten en vlooien wordt overgebracht. In 1909 ontdekte de Amerikaanse patholoog Howard Taylor Ricketts (1871-1910) in het bloed van Mexicaanse patiënten met vlektyfus dit naar hem genoemde kleine bacterie-achtige micro-organisme (0,25-0,50 micrometer in diameter). Eveneens kon hij in het bloed van de kleerluis (Pediculus vestimenti), die de Rickettsia overbrengt, dit micro-organisme aantonen.

Ricketts, die in 1897 promoveerde aan de Northwestern Medical School, studeerde daarna enige jaren in Europa. In 1902 kreeg hij een leeropdracht aan de pathologische en bacteriologische afdeling van de universiteit van Chicago. In deze jaren hield hij zich voornamelijk bezig met de studie van blastomycosis en met immunologische problemen. Grote vermaardheid kreeg zijn onderzoek naar de Rocky Mountain spotted fever. Tijdens een vakantie in de lente van 1906 in de Bitterroot Valley (Montana) ontdekte hij dat een teek die een ziek dier heeft gebeten, de ziekte op een gezond dier kan overbrengen door dat dier te bijten. De teek fungeert dan als vector van het infectieuze agens. De conclusie lag voor de hand: ook bij mensen werd de ziekte op deze wijze overgebracht. De kroon op zijn werk was de ontdekking van het infectieuze agens in het bloed van menselijke patiënten.

Het micro-organisme, dat hij eveneens in de teek en in de eitjes aantoonde, noemt men naar hem Rickettsia rickettsii. De Amerikaanse hondeteek noemde men naar de Amerikaanse epidemioloog John F. Anderson (1873-1947) Dermacentor andersom.

Aangezien de Rocky Mountain spotted fever veel op vlektyfus lijkt, trok Ricketts drie jaar later naar Mexico City om de vlektyfus, die daar nog veel voorkwam, grondig te bestuderen. Zoals we zagen, ontdekte hij dat de ziekte niet door een teek, maar door een luis wordt overgebracht. Bovendien vond hij het naar hem genoemde micro-organisme zowel in het bloed van patiënten als bij de kleerluis. In hetzelfde jaar onderkende de Franse bacterioloog Charles Jules Henri Nicolle (1866-1935), directeur van het Institut Pasteur in Tunis, de grote betekenis van de kleerluis als vector bij de ziekte. Nicolle’s studie over de vlektyfus zou in 1928 bekroond worden met de Nobelprijs voor geneeskunde.

Tijdens zijn onderzoek kreeg Ricketts een benoeming tot hoogleraar in de pathologie aan de universiteit van Pennsylvania. Die leerstoel heeft hij nooit bezet. Door zijn onderzoek liep hij een infectie met Rickettsia op. In mei 1910 overleed hij aan vlektyfus: ‘another martyr to Science,’ zoals Bordley opmerkt.

Het jaar daarop verscheen een gedenkboek: Contributions to medical Science by Howard T. Ricketts, 1871-1910. Published as a tribute to hts memory by his colleagues under the auspices of the Chicago Pathological Society (Chicago University Press, 1911).

De verwekker van de klassieke Europese vlektyfus, door hoofd- en kleerluizen overgebracht, werd in 1916 geïsoleerd door de Braziliaanse bacterioloog Henrique da Rocha Lima (1879-1956). Ter nagedachtenis aan de aan vlektyfus overleden artsen Ricketts en Stanislaus Josef Mathias Edler von Lanov Prowazek (1875-1915), bacterioloog te Berlijn en Hamburg, die na Ricketts in 1914 de Rickettsia als verwekker van de Europese vlektyfus aantoonde, noemde Da Rocha de verwekker Rickettsia prowazekii.

Van de zestiende eeuw af werd de Europese bevolking geregeld geconfronteerd met vlektyfus, een der ergste gesels der mensheid. Vooral bij honger en armoede en bij de door oorlogsomstandigheden veroorzaakte vervuiling eiste de ziekte een hoge tol. De eerste duidelijke beschrijving van deze koortsende ziekte, gekenmerkt door een exantheem (Tenticulae’ of ‘pustulae’), komt van de Italiaanse arts Girolamo Fracastoro (1478-1553), die vooral bekend werd door zijn dichtwerk Syphilis sive morbus gallicus. In zijn in 1546 verschenen De contagione et contagiosis morbis waarin hij al de stelling poneerde dat infectieziekten door levende ziektekiemen veroorzaakt worden, werd ook de vlektyfus in het Franse leger door hem beschreven. De Fransen moesten in 1528, tijdens hun strijd tegen de Italiaanse steden, wel een zeer hoge tol betalen. Meer dan tachtig procent van de soldaten kreeg vlektyfus (Major).

Ook de Dertigjarige Oorlog (1618-’48) werd berucht door het grote aantal sterfgevallen aan vlektyfus, om nog maar niet te spreken van de massale sterfte onder de soldaten van Napoleons Grande Armee tijdens de Russische veldtocht in de winter van 1812-1813. In de Eerste Wereldoorlog (1914—’18) stierven niet alleen vele soldaten aan vlektyfus, ook een groot deel van het geneeskundig en verplegend personeel kwam om het leven. In Oost-Europa en Rusland leden tijdens de epidemieën van 1918 en 1922 dertig miljoen mensen aan de ziekte; in tien procent van de gevallen had de vlektyfus een dodelijke afloop (Van Everdingen). Ook in de Tweede Wereldoorlog was het aantal ziektegevallen onder de geallieerden bijzonder groot, maar door bestrijdingsmiddelen (DDT) bleef het aantal doden beperkt. In het laatste oorlogsjaar eiste vlektyfus in de concentratiekampen Dachau en Bergen-Belsen vele doden.

Door betere hygiënische omstandigheden behoort de ziekte in onze huidige Westerse samenleving vrijwel tot het verleden. Sporadisch vindt men vlektyfus nog onder Amerikaanse emigranten uit Polen en Rusland. Deze gegoede burgers, die doorgaans niet met luizen in aanraking zijn geweest, hebben de ziekte in hun land van herkomst doorgemaakt. In 1898 beschreef de Newyorkse internist Nathan Edwin Brill (1860-1925) deze aandoening.

In 1934 toonde de Amerikaanse bacterioloog Hans Zinsser (1878-1940) aan dat de Rickettsia zich bij deze emigranten, wanneer ze van de ziekte genezen zijn, nog jarenlang kan handhaven. Onder bepaalde omstandigheden kan het micro-organisme zich weer vermeerderen, waarna de koortsaanvallen, de ziekte van Brill-Zinsser genoemd, zich opnieuw kunnen voordoen (McGrew). Zinsser is vooral bekend geworden door zijn in 1935 verschenen boek Rats, Lite and History.

Er zijn nog andere meer of minder bekende rickettsiosen, zoals ‘Q-koorts’, een in 1937 voor het eerst beschreven koortsende ziekte bij abattoirarbeiders in Brisbane (hoofdstad van Queensland, een staat in het Noordoosten van Australië). Waarschijnlijk staat de letter 4 niet voor Queensland, maar voor query, ‘probleem, kwestie’, vanwege het raadselachtige karakter van de koorts. De ziekte, die ook in Amerika, Zuid- en Midden-Europa voorkomt, wordt veroorzaakt door Rickettsia burnetii, genoemd naar de Australische viroloog Sir Frank Macfarlane Burnet (1899-1985), die de verwekker in 1937 ontdekte. Deze Rickettsia wordt overgebracht via in de lucht rondstuivende excreta van schapen, geiten, runderen en tekenfaeccs. De verwekker noemt men tegenwoordig ook wel Coxiella bumetii, naar Burnet en de in 1907 geboren Amerikaanse bacterioloog Harald Rae Cox.

Rattevlektyfus wordt veroorzaakt door Rickettsia mooseri, die door de rattevlo wordt overgebracht. Het micro-organisme is genoemd naar zijn ontdekker, de in 1891 geboren Hermann Mooser, Zwitsers patholoog te Mexico City. In Oost-Azië kreeg de ziekte de naam shop typhus omdat ze voornamelijk onder werkers in winkels voorkwam.

Rickettsia-pokken worden veroorzaakt door Rickettsia akari, die op muizen en ratten leeft en door een mijt wordt overgebracht. De ziekte lijkt klinisch veel op waterpokken.

Loopgravenkoorts wordt ook wel Wolhyniakoorts (naar Wolhynia, een moerassig gebied in het noordwesten van de Oekraïne), trench fever of ‘vijfdedaagse koorts’ genoemd. Deze in de Eerste en Tweede Wereldoorlog veel voorkomende koortsende infectieziekte (koortsvrije perioden van vijf dagen) wordt verwekt door Rickettsia quintana, ook wel Rochalimea quintana genoemd, naar zijn ontdekker, de hiervoor genoemde Da Rocha Lima. Het micro-organisme wordt overgedragen door kleerluizen.

Fièvre boutonneuse
is een door teken overgebrachte rickettsiose en komt voor in landen rondom de Middellandse Zee en in tropisch Afrika. De verwekker is Rickettsia conorii, genoemd naar de Franse parasitoloog Alfred Conor (geb. 1870).

Tsoetsoegamoesji (Nederlandse vorm van de Engelse transcriptie tsutsugamushi uit het Japans; ook wel: mijtenkoorts, scrub typhus, Japanse rivierkoorts) is een in Japan voorkomende, als ‘overstromingskoorts’ bekend staande vlektyfus. Dc ziekte wordt veroorzaakt door Rickettsia tsutsugamushi (Rickettsia akamushi, Rickettsia orientalis), die door de kedani-mijt wordt overgebracht. De Rickettsia wordt ook wel Theileria tsutsugamushi genoemd, naar de in Transvaal werkzame Zwitserse microbioloog Sir Arnold Theiler (1867-1936). De ziekte komt ook voor in Indonesië (‘pseudotyfus van Deli’, ‘Sumatraanse mijtenkoorts’), NoordAustralië en de eilanden in dc Stille Oceaan. In de Tweede Wereldoorlog werden veel geallieerde soldaten in Oost-Azië door een steek van een mijt met deze Rickettsia geïnfecteerd.

Het Engelse woord voor rachitis, tickets, vertoont veel overeenkomst met alle op Rickettsia gebaseerde vaktermen, maar heeft geen enkele taalkundige verwantschap met hen.

< >