Woordenboek van medische eponiemen

T.Beijer en C.G.L.Apeldoorn (1998)

Gepubliceerd op 17-06-2020

Coiter-spier

betekenis & definitie

musculus corrugator supercilii. Spier die de wenkbrauwen naar elkaar en omhoog trekt, genoemd naar Volcher Coiter (1534-’76), een Hollands anatoom in Bologna.

Coiter werd geboren in Groningen, waar zijn vader rechtsgeleerde was. Hij vertrok in 1555, voorzien van een beurs van twintig Embdense guldens, hem toegekend door zijn geboortestad, naar het buitenland voor een studie in de geneeskunde. Na een bezoek aan Leuven schaarde hij zich in Padua onder het gehoor van de vermaarde Italiaanse anatoom Gabriel Fallopius (1523-’62). In 1561 of 1562 promoveerde hij in Bologna, waarna hij in Rome de colleges van de bekende Bartholomeo Eustachius (1520-’74) volgde. Onder leiding van Rondelet bekwaamde hij zich te Montpellier in de vergelijkende anatomie. Hij werd in 1564 benoemd tot hoogleraar in de anatomie en chirurgie in Bologna. Hij moest zijn katheder met twee andere hoogleraren delen, zodat hij meestal in de avonduren (hora xx) college kon geven. In Bologna gaf hij twee fraaie platenatlassen uit: Tabulae Extcrnarum partium humani corporis (1564) en De ossibus et cartilaginibus humani corporis tabulae (1566).

Mogelijk in zijn Bolognese jaren is hij tot het protestantisme overgegaan. Ten gevolge van deze ‘ketterse dwaling* werd hij op last van de inquisitie naar Rome gevoerd waar hij een jaar in de kerker van de Lutheranen, de gevangenis van de inquisitie, verbleef.

Na zijn vrijlating verliet hij Italië en vertrok naar Amberg in Duitsland. Daar was hij korte tijd lijfarts van de Lutherse hertog Lodewijk van Beieren. In 1569 volgde een benoeming tot stadsgeneesheer van Neurenberg, waar hij niet alleen praktizeerde, maar ook de wetenschap beoefende. In deze Beierse stad schreef hij zijn twee voornaamste werken: Extemarum et intemarum principalium humani corporis tabulae atque anatomicae exercitationes (1573) en Diversorum animalium sceletorum explicationes, iconibus artificiosis et genuinis illustratae (1575), evenals de Lectiones Gabrielis Fallopii de partibus similaribus humani corporis.

Coiter was een uitzonderlijk anatoom en een wetenschapsman van groot formaat. Belangrijk waren zijn onderzoekingen op het gebied van de menselijke en vergelijkende anatomie en de ontwikkeling van het beenderstelsel. Ook over de ontwikkeling van het ei deed hij uitstekende waarnemingen; zelfs zou hij de follikels die op naam staan van Reinier de Graaf (1641-1673) (Graafse follikels) al ontdekt hebben, zonder echter haar ware aard te beseffen. Het merkwaardigst zijn waarschijnlijk wel Coiters proeven op levende katten, waarbij hij de systole en diastole van de hartboezem en hartkamer bestudeerde, een van die vele schakels in de kennis omtrent de bloedsomloop. Maar deze ontdekking trok toentertijd weinig aandacht (Van der Waa).

Lang is hij niet in Neurenberg gebleven. In 1576 trok hij met de paltsgraaf Johan Casimir op een veldtocht om de Franse Hugenoten te helpen. In het legerkamp bij het kasteel Dieu-Ville, in de omgeving van Reims, overleed hij (juni 1576).

Door Eloy wordt het sterfjaar foutief opgegeven: Il mourut Van 1600, a l’age de 66, au camp de]. Casimire, Prince Palatin.’ Waarschijnlijk in navolging van Eloy vermelden ook Dumesnil en Pinkhof het jaar 1600. De krijgstochten van Johan Casimir (1543-1592) vonden echter plaats van 1567 tot 1568 en van 1575 tot 1576. Tijdens deze laatste tocht, de vijfde hugenotenoorlog, overleed Coiter. Vermoedelijk kreeg hij vlektyfus, een ziekte die in die jaren epidemisch in Frankrijk voorkwam. Aangezien de paltsgraaf in 1592 overleed, is het eveneens on mogelijk dat hij aan een oorlog in 1600 deelnam.

< >