Woordenboek van medische eponiemen

T.Beijer en C.G.L.Apeldoorn (1998)

Gepubliceerd op 17-06-2020

broussaïsme

betekenis & definitie

leer van de Franse arts Broussais, die uitgaat van het beginsel dat er geen algemene ziekten bestaan, maar dat elk ziekelijk verschijnsel voortkomt uit prikkeling van een bepaald orgaanstelsel (bijvoorbeeld het maagdarmkanaal).

François Joseph Victor Broussais (1772-1838) zag als zoon van een arts in het Bretonse Saint-Malo het levenslicht. Al op jeugdige leeftijd moest hij zijn vader helpen, die zich in een dorpje nabij Dinard gevestigd had. Wanneer de oude Broussais na zijn dagelijkse visites huiswaarts keerde, werd de jonge François op een paard gezet. Rijdend over de uitgestrekte en onherbergzame heidevelden bezorgde hij de door zijn vader voorgeschreven medicijnen bij de patiënten. Als tegenprestatie bracht zijn vader hem de elementaire principes van de geneeskunde bij.

Meegesleurd in de draaikolk van de revolutie diende hij van 1792 tot 1794 in het republikeinse leger dat de ‘Chouanen’, de koningsgezinde opstandelingen, bevocht. In de ziekenhuizen van Saint-Malo en Brest beoefende hij de geneeskunde. Als chirurg bij de marine vocht hij tegen de Engelsen. Op een kwade dag van zee terugkomend, vond hij de lijken van zijn ouders die door de royalisten waren vermoord. Het beeld van zijn vader en moeder met doorgesneden keel zou Broussais nooit vergeten.

Vanaf zijn achttiende, nog voordat hij in het leger ging, studeerde Broussais in Parijs geneeskunde. Bichat, Corvisart, maar bovenal Pinel (zie Pinel-systeem), werden zijn leermeesters. Aanvankelijk was hij een aanhanger van Pinels natuurhistorisch systeem der ziekten, gebaseerd op hun specificiteit. Later zou hij zijn leermeester in de ziektenleer op meedogenloze wijze aanvallen (Lindeboom, 1956).

Na het beëindigen van zijn studie nam Broussais als legerarts enthousiast deel aan Napoleons veldtochten. Na de ineenstorting van het keizerrijk keerde hij naar Parijs terug. Hij werd hoofd van het militair hospitaal Val-de-Grâce en later tevens hoogleraar aan de medische school van dit ziekenhuis. Val-de-Grâce werd het bolwerk van waaruit de zelfverzekerde, agressieve Broussais ‘zijn kritische banbliksem jegens medische ideeën en hun dragers de wereld in kon slingeren’ (Lindeboom, 1985).

Vooral zijn leermeester, de oude Pinel, moest het ontgelden. Van zijn natuurhistorisme liet Broussais geen spaan heel. Nimmer waren de medische gemoederen zo heftig in beroering als in die jaren.

Al in 1808 had Broussais met zijn werk Histoire de phlegmasie ou inflammations chroniques de knuppel in het hoenderhok gegooid. Op vele plaatsen bleken zijn opvattingen van de toen gangbare af te wijken. Vanaf 1816 verscheen een reeks geschriften die een eigen ziektenleer propageerde en een heftige polemiek tegen de heersende opvattingen inhield. Eerst verscheen Examen de la doctrine médicale généralement adoptée en van 1822 tot 1834 gaf hij zijn eigen tijd- en strijdschrift uit: Les Annales de la mèdecine physiologique.

Wat hield deze fysiologische geneeskunde nu precies in? Ziekten werden niet door hun beloop en pathologisch-anatomisch substraat bepaald; specificiteit bestond niet. Het waren slechts ‘spookbeelden uit een antieke nacht*, was Broussais opvatting (Sigerist). Er is geen wezenlijk verschil in ziekten, het onderscheid ontstaat alleen door de graad der prikkeling, meende hij als trouw aanhanger van de Schotse arts John Brown (1735~’88). Ontsteking, ontstaan door prikkeling, is bijna altijd de primaire ziekte. Volgens Broussais was de meest voorkomende ontsteking de gastro-enteritis, de maagdarmcatarre, doordat dit orgaan voortdurend aan prikkeling blootgesteld is. De beste behandeling was plaatselijke bloedonttrekking, waarvoor men het beste bloedzuigers kon aanwenden. Stromen bloed werden vergoten, een bedenkelijk vampirisme was het gevolg. Het gebruik van bloedzuigers nam zulke proporties aan dat de Franse vijvers volledig uitgeput raakten. Geen nood, Broussais liet ze uit Bohemen en Hongarije aanvoeren. In 1824 werden er honderdduizenden ingevoerd, drie jaar later werd het recordaantal van 33 miljoen bereikt.

In Frankrijk kreeg Broussais veel aanhang. In René Théophile Laënnec (1781-1826) vond hij echter een bestrijder, zij het een zwakke. Laënnec en Broussais, beiden van Bretonse afkomst, waren in alles elkaars tegenbeeld. Het redenaarstalent van de robuuste Broussais kon de zacht sprekende, tengere en ziekelijke Laënnec op geen enkele wijze evenaren. Laënnecs collegezalen liepen leeg. In groten getale trokken de studenten naar die van Broussais. Op de leergierige jeugd had de bruisende Broussais een dermate grote invloed, dat tragische incidenten niet konden uitblijven. Een in zijn ban geraakte student wilde bewijzen dat syfilis als ziekte-entiteit een sprookje was. De arme jongen inoculeerde zijn arm met verse syfilitische etter, waarna al spoedig een sjanker, een syfilitische zweer, ontstond. De zweer, aldus de student, was slechts ontstaan door lokale prikkeling, het maagdarmkanaal diende op adequate wijze te worden behandeld. Het laat zich raden dat de behandeling op geen enkele wijze aansloeg en dat een ernstige syfilitische infectie het gevolg was. De ontgoochelde student was dusdanig in zijn vertrouwen geschokt dat hij zelfmoord pleegde (Sigerist).

Na de julirevolutie (1830) werd Broussais in Parijs nog hoogleraar in de algemene pathologie en therapie. Ondanks zijn tanende populariteit gaf hij nog druk bezochte colleges over de frenologie van Franz Joseph Gall (1758-1828). (Frenologie is de leer volgens welke men uit de vorm van de schedel het bezit van bepaalde eigenschappen meende te kunnen afleiden, een geheel verouderde leer.)

Na het overlijden van Broussais, ‘de fanatieke en woeste strijder’, door de Franse medisch-historicus C.V. Daremberg (1817-’72) ‘L’hercule médical du Val-de-Grdce’ genoemd (Lindeboom, 1985), was zijn leer spoedig vergeten. Wel vond door zijn toedoen het natuurhistorisme zijn eind.

< >