intelligentietest die de intelligentie in een getal uitdrukt, het intelligentiequotiënt (1Q).
De Franse psycholoog Alfred Binet (1857-1911), directeur van het psychofysiologisch instituut van de Sorbonne, hield zich al vroeg bezig met de psychologie van het denken. Door deze beschouwingen kon hij onderscheid maken tussen normale en achterlijke kinderen. Een opdracht van de Parijse overheid in 1904 bracht hem ertoe verder in die richting te werken. Hij ontwierp een psychologische test om slimme en domme kinderen te onderscheiden. Daarbij behoort een schaal waarop de ‘mentale’ leeftijd en de ‘chronologische’ leeftijd met elkaar konden worden vergeleken. Het IQJS de mentale leeftijd gedeeld door de chronologische leeftijd, voor het gemak met honderd vermenigvuldigd.
Een IQ van 100 kan men normaal noemen; het is het gemiddelde IQ. van de bevolking. In de Nederlandse bewerking van Mary Blocksma’s De schaal van Richter en andere getallen geeft Van Maanen een aantal voorbeelden van de relatie tussen IQ. en competentie. Iemand met een IQ, van 140 heeft de mogelijkheid aan een universiteit te promoveren, met een iq. van 110 kan men voortgezet onderwijs volgen, met 75 zou men het basisonderwijs kunnen afmaken, een IQ. van 40 zou net voldoende zijn om eenvoudig wasserijwerk en tuinwerkzaamheden te verrichten, ‘maar hoeveel waarde u eraan hecht1, merkt Van Maanen schrander op, ‘hangt van uw intelligentie af.
De test, die zeker zijn beperkingen heeft, is mede naar Binets medewerker Theodore Simon genoemd.
Gepubliceerd op 17-06-2020
Binet-Simon-test
betekenis & definitie