radix,
1. het ondergrondse deel van planten, waaruit geneesmiddelen bereid worden;
2.radix dentis, het deel van de tand of kies, dat in de kaak is geplant;
3.het deel van haar of nagel, waar deze groeien;
4.het begin van een zenuw; in het bijzonder de bundels welke uit het ruggemerg komen (radices medullae spinales). Deze bestaan uit een deel, dat uit de voorhoorn (zie aldaar) komt (voorwortel) en een deel dat (onderbroken in een ganglion, dat in het tussenwervelgat ligt) in de achterste strengen van het ruggemerg omhoogloopt (achterwortel). De voorwortels bevatten motorische zenuwvezels voor de bewegingszenuwen der spieren, de achterwortels geleiden de sensibiliteit. Tesamen vormen zij de gemengde zenuwen, die ook de plexus (zenuwgevlechten) voor armen en benen vormen. Ontsteking van deze ruggemergswortels heet radiculitis, zie aldaar.
