een systeem, waarin men de chemische elementen rangschikt op grond van regelmatig periodiek terugkerende scheikundige en natuurkundige eigenschappen. De „wet der periode” werd al in 1869 onafhankelijk van elkaar door de Duitse natuur- en scheikundige J.
L. Meyer (1830— 1895) en de Russische natuur- en scheikundige D. J. Mendelejew (1834-1907) ontdekt. Deze wet zegt dat de eigenschappen van de scheikundige elementen afhankelijk zijn van een regelmatig wisselen met het rangnummer van het element in het periodieke systeem.
Dit rangnummer van een element geeft het aantal protonen in de kern aan. Het feit, dat twee atomen op dezelfde plaats in het periodieke systeem staan, betekent, dat zij evenveel protonen in de kern bezitten en dat zij daarom dezelfde scheikundige eigenschappen vertonen. Het betekent echter geenszins noodzakelijkerwijs, dat zij in de kern ook evenveel neutronen hebben. Verschillen zij in neutronenrijkdom, dan staan zij wel op dezelfde plaats in het periodieke systeem, maar zij verschillen in zwaarte. Dergelijke atomen noemt men isotopen van elkaar.