een door de Duitse arts en scheikundige Samuel Hahnemann ontworpen geneeskunstige theorie. Deze theorie is gebaseerd op het principe dat men de oorzaak van een ziekte nooit zou kunnen wegnemen en men zich dus tot behandeling van de verschijnselen moet beperken.
De behandeling wordt dan verder nog uitgevoerd volgens het dogma dat ziekteverschijnselen moeten worden bestreden met kleine hoeveelheden geneesmiddelen, welke in hogere dosering bij een gezonde tot dezelfde verschijnselen zouden voeren; dit is gebaseerd op de waarneming van Hahnemann zelf, dat het koorts-onderdrukkend middel kinine in hoge dosering tot koortsachtige vergiftigingsverschijnselen leidt. Er is echter geen sprake van dat dit een algemene regel is.In plaats van de gewone ervaringsgeneeskunst vormt de homoeopathie dus een (helaas voor vele vooral voor angstige mensen aantrekkelijke) theorie welke op zeer weinig feiten is gebaseerd en al te gemakkelijk tot kwakzalverij kan ontaarden. Zo gaat men in de homoeopathie uit van bepaalde geneesmiddelen in poeder- of tinctuurvorm en noemt de telkens 10malige verdunning: „potenties”, aangeduid als D1, D2, D3 (1000-malig verdund), oplopende tot D30; deze laatste verdunning betekent het uitgieten van 1 gram geneesmiddel in een oceaan, 1000 x groter dan onze aarde. De grote verdienste van Hahnemann is dan ook dat hij (toen de artsen nog met aderlatingen, koppen en lavementen werkten) heeft aangetoond, dat veel ziekten ook zonder behandeling kunnen genezen.
Er zijn nog wel artsen, die naast de gewone geneeskundige methoden bij een deel van hun patiënten nog gebruik maken van (het geloof in) homoeopathische middelen. Vgl. natuurgeneeskunst.