cerebrum, het grootste en belangrijkste deel van de hersenen (zie aldaar); het bestaat uit een linker en rechter helft (de hemisferen of halfronden), welke in het midden door een strook van zenuwvezels {witte stof dus) zijn verbonden, die de balk (corpus callosum) genoemd wordt. Ieder der groothersenhelften bestaat uit een sterk geplooide laag van hersenweefsel: de z.g. hersenmantel (pallium); deze bestaat uit een buitenste laag van grijze stof (de hersenschors of cortex cerebri, welke de cellen bevat, die in verschillende gebieden verschillende functies hebben), waarbinnen de zenuwvezels een kern van witte stof vormen.
Door de plooien van de hersenmantel ontstaan de hersengroeven (sulci cerebrales), die alle namen kregen om topografisch-anatomische redenen; hetzelfde geldt voor de tussen de groeven gelegen hersenwindingen (gyri cerebrales). De grootste hersengroeven (of fissurae cerebri) delen ieder groot-hersenhelft in een viertal kwabben (lobi cerebrales): de voorhoofdskwab (lobus frontalis), zijkwab (lobus parietalis), slaapkwab (lobus temporalis) en achterhoofdskwab (lobus occipitalis).In het midden van iedere hemisfeer bevindt zich een grillig gevormde holte de hersenzijkamer (ventriculus cerebralis lateralis), gevuld met ruggemergsvocht, dat ook juist hier gevormd door de plexus chorioideus. Door een betrekkelijk nauwe opening foramen Monroi) staan de zij-ventrikels naar het midden toe in verbinding met de veel kleinere derde hersenkamer. Deze laatste loopt naar achteren toe door in een fijn kanaaltje, de aquaeductus Sylvii, een „waterleiding” naar de vierde hersenkamer, die onder de kleine hersenen ligt en daar door een aantal openingen (de foramina van Luschka en Magendie) verbinding heeft met de sub-arachnoldale ruimte rond hersenen, verlengde merg en ruggemerg.
Door al deze ruimten geheel of gedeeltelijk met lucht te vullen kan men ze met röntgenstralen fotograferen: ventriculografie en encefalografie.
Voor vrijwel alle levensverrichtingen zijn de grote hersenen het hoogste besturende centrum, maar in het bijzonder toch wel voor alle bewustzijn-processen (zoals denken, voelen, waarnemen, handelen, spreken en verstaan en andere z.g. frenische processen). Daarbij zijn bij rechtshandigheid de schorsgebieden van de linker hemisfeer veel belangrijker dan die van de rechterzijde; bij linkshandigheid is dat juist andersom. Sommige gebieden zijn speciaal bekend als centra (zie aldaar) voor bepaalde functies, andere geven daarentegen niet direct duidelijke stoornissen bij beschadiging; deze laatste noemt men stomme zones.