tumor, neoplasma, een ontaarding en woekering van het weefsel op één plaats, onafhankelijk van de rest en zonder zich te storen aan naburig weefsel; een goedaardig gezwel dringt alleen zijn omgeving opzij (wat in sommige gevallen ook heel gevaarlijk kan zijn); een kwaadaardig gezwel woekert dwars door de omringende weefsels heen, waarbij ook gezwelcellen door bloed- en lymfevaten naar andere plaatsen in het lichaam versleept worden (uitzaaiing of metastasering), waar dan nieuwe gezwellen ontstaan. Voorts onderscheidt men nog de gezwellen welke van het epitheel uitgaan: o.a. de goedaardige epitheliomen, poliepen naast de kwaadaardige carcinomen (kanker).
De goedaardige gezwellen van het bindweefsel heten o.a. fibroma, lipoma (vetgezwellen), myoma (spiergezwellen) en osteoma (beengezwellen) enz. De kwaadaardige bindweefselgezwellen heten sarcoom.