mv. crises;
1. Lat. voor een hoogtepunt of een beslissende wending in het ziekteproces, zowel ten goede als eventueel ten kwade; zie ook acme;
2. kan ook een tijdelijke hevige verergering van chronische ziekteverschijnselen betekenen; bijv. tabetische crises zijn allerlei hevige verschijnselen bij tabes dorsalis.