1. hernia: de uitpuiling van een deel van een orgaan door een abnormale opening. Het weefsel dat de uitpuiling eventueel blijft omhullen, heet de breukzak.
Kan de inhoud daarvan niet (makkelijk) teruggeduwd worden, dan heet dat een beklemde breuk) hernia incarcerata).Het bekendst zijn de breuken van delen van de buikinhoud (grote net of darm-lissen) door bepaalde zwakke plekken van de buikwand (z.g. breukpoorten) heen: lies-, navel-, zaadstrenge.v.a. -breuken.
Door (operatie-)openingen van de schedel komen herniae cerebri voor (zie onder decompressie-trepanatie). In de laatste tijd is het ziektebeeld bekend geworden van de doorbraak van de (weke) kern door de taaie buitenkant van de tussenwervelschijf (hernia nuclei pulposi), welke soms uitpuilt in het wervelkanaal en op ruggemergswortels drukt. zie onder ischias;
2. „valse" breuken zijn zwellingen op plaatsen waar men ze voor een breuk zou kunnen houden; zie aderbreuk, waterbreuk, fractuur, beenbreuk.