Lat. voor apparaat.
1.samenstel van organen of orgaandelen
dat tezamen één bepaalde functie vervult; zo spreekt men van het steunapparaat, het bewegingsapparaat, traanapparaat enz.;
2.een toestel voor een bepaalde behandeling
ter compensatie van een bepaalde invaliditeit (zie prothese) of tot het mogelijk maken van een bepaalde chirurgische techniek.