een belangrijk verschijnsel en een nog belangrijker oorzaak van geestelijke stoornissen en geestesziekten. In de psychiatrie moet dit woord altijd nauwkeurig gelezen worden in het gebruikte verband, omdat bij verschillende geestelijke afwijkingen de angst een zeer verschillende rol speelt.
Ook kennen de onderscheiden psychologische en psychiatrische opvattingen aan de term enigermate uiteenlopende betekenissen toe. In alle gevallen moet angst onderscheiden worden van vrees, zie aldaar Soms spreekt men van angst, omdat een onlustvolle verwachting geen bewuste aanleiding heeft, soms omdat de bewuste aanleiding geen kans op verwezenlijking heeft („angst voor iets onzinnigs”) of althans te gering is voor het gewekte hevige affect ( zie aldaar); inadequaat heftige gevoelens vergeleken met hun onbenullige aanleiding (angst voor iets heel gewoons, zie ook fobie). Bij angst is het dan ook niet zo belangrijk waarvóór men angstig is. Vaak berust de angst op (vroeger) verdrongen sterke wensen: In ieder geval is angst een hoogst onaangename affectieve toestand met meestal zeer bepaalde motorische reacties (hartklopping, buikloop e.d.). Omgekeerd kunnen lichamelijke afwijkingen angstgevoelens verwekken, bijv. angina pectoris. zie ook psychosomatische geneeskunde.