1. de uitwisseling (in de longen, maar ook in cellen en weefsels) van zuurstof en koolzuur. 157; . respiratie, de (onwillekeurige) adembeweging, bestaande uit inademing (inspiratie) en uitademing (expiratie); om het bloed voldoende in contact met verse verwarmde lucht te brengen, bestaat een heel ademhalingsstelsel. Er zijn twee typen van ademhaling, al naar de spiergroepen die er hoofdzakelijk voor gebruikt worden: borst- en buikademhaling.
Bij een verlamming of andere stoornis van de ademhaling kan men kunstmatige a. toepassen (methode van Laborde; methode van Silvester; methode van Schafer; methode van Holger Nielsen). zie ook mondademhaling.