bereik verwijst naar het aantal personen van een bepaalde doelgroep of van een bevolkingsgroep, dat zintuiglijk wordt geconfronteerd met een specifiek medium (= mediumbereik) dan wel met een door een concrete reclame-uiting ingenomen deel van een medium (= reclamebereik).
NB:
1. Het gebruik van het woord ‘bereik’ zonder meer dient eigenlijk te worden afgeraden, omdat dan niet geheel duidelijk is of hiermee medium- dan wel reclameconfrontaties worden bedoeld.
2. De confrontatie kan betrekking hebben op een klein gedeelte van het medium (b.v. één of enkele pagina’s van een specifiek tijdschrift) dan wel op de gehele inhoud omvang, enz.
Het aantal geconfronteerde personen kan ook worden uitgedrukt in een percentage van de bevolkingsgroep waartoe deze personen behoren, m.a.w. als medium A 180 000 mannen van 13 jaar en ouder bereikt van een bevolkingsgroep van 3,6 miljoen, dan is het bereikspercentage 5%. Het begrip dekking mag hier pas worden gebruikt als de doelgroep óók bestaat uit mannen van 13 jaar en ouder. Bereik is een gegeven van het medium, terwijl dekking (= marktbereik) afhankelijk is van de gekozen doelgroep.
Het aantal personen dat met een specifiek medium wordt geconfronteerd, kan naar verschillende kenmerken worden onderverdeeld, zoals b.v. leeftijd, welstand, regio enz., we spreken dan van de samenstelling van de bereikskring, waarbij het bereik van het medium zelf op 100% wordt gesteld.
De oplage van een medium (= het aantal identieke mediumeenheden) is een voorwaarde voor mediumbereik en dit laatste is weer een voorwaarde voor reclamebereik. Of dit medium- en/of reclamebereik wordt gerealiseerd, hangt af van de wijze waarop men zich ten opzichte van het medium gedraagt (mediumgedrag of mediumconsumptie).
Daarnaast bestaat de term gezins‘bereik’, zijnde het in-huis-komen van een medium, doch het gebruik van deze term moet worden ontraden, omdat dit zgn. bereik geen gegevens verstrekt over confrontaties met personen, en dus onbruikbaar is voor het bepalen van de dekking van de doelgroep. Voorbeelden van dit gezinsbereik zijn brievenbus'bereik’ en toestel'bereik’.
Het begrip mediumbereik wordt voor verschillende mediumtypen en mediumsubtypen anders genoemd. Zo spreken we van leesbereik bij persmedia van kijkbereik of kijkdichtheid bij televisie, van luisterbereik of luisterdichtheid bij radio en van passantenbereik bij buitenobjecten.
Met de medium-gebruiksintensiteit wordt bedoeld de hoeveelheid van een mediumeenheid waarmee een persoon wordt geconfronteerd in relatie tot de gehele inhoud van deze mediumeenheid. Bij persmedia spreekt men van leesintensiteit, bij televisie van kijk-intensiteit en bij radio van luisterintensiteit. Deze intensiteit, die niet de mate van verdieptheid of concentratie inhoudt, kan van enkele procenten (b. v. een enkel artikel van een tijdschrift gelezen en/of gezien) tot 100% (het gehele tijdschrift gelezen en/of gezien) variëren.
Onder het bereik per gemiddeld nummer (STER-blok) wordt het aantal personen verstaan dat met een gemiddeld nummer (uitzending) van een medium wordt geconfronteerd. Men gebruikt hiervoor ook wel het begrip gemiddeld bereik.
Indien verschillende nummers uitzendingen enz. van een specifiek medium gedurende een bepaalde periode worden ingeschakeld, dan neemt over het algemeen het bereik toe. We spreken dan van cumulatief bereik, zijnde het aantal personen dat met ten minste één van n nummers, uitzendingen enz. van een specifiek medium wordt geconfronteerd. Veelal is het bereik van een vast aantal opeenvolgende nummers vermeld, namelijk van 2, 3, 6, 9 en 12 nummers. Dit bereik wordt gecumuleerd bereik genoemd. Met het begrip totaal bereik bedoelen we het aantal personen dat wel eens met een specifiek medium wordt geconfronteerd.
Actueel bereik is het aantal personen dat binnen een gemiddeld verschijningsinterval van een persmedium wordt geconfronteerd met een nummer dat de datum draagt binnen dat verschijningsinterval of een latere datum.
Indien we het bereik van twee of meer media zonder meer bij elkaar optellen dan ontstaat het bruto bereik. Als een bepaalde groep van personen wordt bereikt met twee verschillende media, dan spreekt men van doublure, bij drie media van triplure enz. Als overkoepelend begrip hiervoor gebruiken we het woord overlapping. Bruto bereik minus de overlapping geeft het netto bereik, zijnde het aantal personen, dat met tenminste één van de voor een specifiek mediaplan ingeschakelde media wordt bereikt.
Het begrip waste of nutteloos bereik wordt gebruikt om aan te geven dat een gedeelte van het bereik van een specifiek medium terecht komt buiten de gekozen doelgroep. Het begrip overloop geeft aan, dat een gedeelte van de verspreide oplage buiten het in een specifiek mediaplan beoogde geografisch gebied terecht komt. Het exclusief bereik van een medium geeft het aantal personen aan, dat niet door andere media uit een specifiek mediaplan wordt bereikt. Het is dus de marginale bijdrage van dat éne medium aan het netto bereik.
Zoals in de omschrijving van het begrip bereik is vermeld verstaan we onder reclamebereik het aantal personen dat wordt geconfronteerd met een door een concrete reclame-uiting ingenomen gedeelte van een medium. Indien dit een (advertentie)pagina van een persmedium is, gebruiken we hiervoor het begrip (advertentie)pa- gina-bereik of APX (= Advertising Page Exposure).
Als verfijning kan dan ook nog het begrip advertentiebereik worden gehanteerd (indien meerdere advertenties op eenzelfde pagina staan). Voor de media radio en televisie bestaan in plaats hiervan de begrippen (STER-)blokbereik en spotbereik.
De met een persmedium geconfronteerde persoon wordt lezer genoemd voor het medium televisie gebruikt men het begrip kijker, voor bioscoop bezoeker, voor radio luisteraar en voor buitenobjecten passant.