Onderwijs dat erop is gericht om de taalachterstand van allochtone kinderen op de basisschool met betrekking tot de Nederlandse taal te verhelpen. Het onderwijs wordt gegeven door speciaal opgeleide OALT-leerkrachten.
Het OALT wordt georganiseerd door gemeenten die daarvoor geld van de overheid krijgen. Ongeveer de helft van de gemeenten in Nederland maakt er gebruik van. Het OALT wordt gegeven aan kinderen van 4 tot 12 jaar, voor de jongsten binnen schooltijd. De achterliggende gedachte is dat een kind dat de eigen taal beter kan beheersen, ook beter in staat is de Nederlandse taal machtig te worden. Het OALT krijgt veel kritiek: een onderzoek van de Algemene Rekenkamer uit 2001 wees uit dat de OALT-docenten nauwelijks Nederlands spreken en dat leerlingen niet erg gemotiveerd zijn.
Volgens een rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau, Taal lokaal (juni 2002), is het beleid van gemeenten onduidelijk, de organisatie gebrekkig en is erbovendien een groeiend tekort aan leerkrachten. Verschillende politieke partijen zouden het OALT dan ook willen afschaffen, omdat onderwijs in de eigen taal niet bevorderlijk zou zijn voor integratie.