Arbeid, in zijn individuele aspecten gekenmerkt door een hoge mate van creativiteit, ontwikkeling (individuele mogelijkheden, kennis en collegialiteit) en zelfstandigheid, en in zijn structureel-organisatorische aspecten gekenmerkt door:
- een hoge mate van regelcapaciteit (dit wil zeggen een hoge mate van speelruimte binnen de arbeidstaken om zelf te kunnen kiezen tussen alternatieve werkwijzen in samenhang met mogelijkheden tot overleg en met de beschikking over informatie);
- een hoge mate van autonomie in samenhang met een sterke positie in de communicatie- en besluitvormingsstructuur en met mogelijkheden om de eigen werksituatie te beïnvloeden;
- een hoge mate van scholingsgraad;
- een hoge mate van non-routine arbeid, die beslissingen toelaten ten aanzien van afwijkingen of veranderingen in de overeengekomen prestatie;
- een langere arbeidscyclus.