De directe belastingen worden ingevorderd volgens de hierna genoemde bepalingen. Deze bepalingen gelden ook voor de dividend- en tantièmebelasting, tenzij uitdrukkelijk het tegendeel is vermeld.
De belastingplichtige krijgt kennis van zijn aanslag door een aanslagbiljet.
Termijnen van betaling.
De aanslagen zijn invorderbaar in zooveel gelijke termijnen, als er na de maand, die in de dagteekening van het aanslagbiljet is vermeld, nog maanden van het belastingjaar overblijven. Op den laatsten dag van elk dier maanden vervalt een termijn. Vermeldt de dagteekening van het aanslagbiljet een latere maand dan de zevende van het belastingjaar, dan is de aanslag invorderbaar in vijf gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op den laatsten dag der maand, volgende op die, welke in de dagteekening van het aanslagbiljet is vermeld, de tweede een maand later en zoo vervolgens.
Een aanslag Personeele Belasting, belastingjaar 1934, vastgesteld 12 Maart 1934 is dus invorderbaar in negen termijnen; de eerste termijn vervalt eind April, de tweede eind Mei, enz. en de laatste eind December 1934 en wel elke maand 1/9 van den aanslag. Werd die aanslag vastgesteld op 12 October 1934, dan is October een latere maand dan de zevende maand van het belastingjaar en vervalt deze dus in vijf termijnen. De eerste termijn vervalt 30 November 1934, de tweede 31 December 1934, de derde 31 Januari 1935, de vierde 28 Februari 1935 en de vijfde 31 Maart 1935, en wel eiken keer één vijfde deel van den aanslag. Indien die aanslag Personeele Belasting, belastingjaar 1934, zou worden vastgesteld 12 Maart 1935, dan vervalt de eerste termijn eind April 1935 en zoo vervolgens aan het einde van elke maand een vijfde, zoodat deze aanslag eind Augustus 1935 aangezuiverd moet zijn. De belastingplichtige heeft dus steeds tenminste 5 termijnen.
De aanslag in de Dividend- en Tantièmebelasting moet binnen veertien dagen na de dagteekening van het aanslagbiljet worden voldaan. Bij ontbinding van een vennootschap zijn de met de liquidatie belaste personen hoofdelijk voor de belasting der liquidatie-uitkeering aansprakelijk. Eventueele aanslagen in de Couponbelasting, c.q. verhoogd met den verschuldigden interest, moeten worden voldaan binnen veertien dagen na de dagteekening van het aanslagbiljet.
Belasting dadelijk invorderbaar.
De wet kent de volgende gevallen, waarin de directe belastingen dadelijk en ineens invorderbaar zijn:
1e. wanneer de belastingschuldige in staat van faillissement of van kennelijk onvermogen is verklaard;
2e. bij inbeslagneming van roerende of onroerende goederen vanwege het Rijk, of van verkoop van die goederen, tengevolge van een beslaglegging namens derden;
3e. wanneer de belastingschuldige niet binnen het Rijk in Europa woont of gevestigd is, alsmede wanneer hij het Rijk in Europa metterwoon wil verlaten of op grond van andere feiten en omstandigheden gerechtvaardigde vrees bestaat voor verduistering van zijn roerende of onroerende goederen; (deze bepaling geldt niet voor de grondbelasting)
4e. wanneer een vordering wordt gedaan.
Wijze van Betaling
De betaling van de belasting kan op verschillende wijzen geschieden. In de eerste plaats op het ontvangkantoor zelf, verder door betaling op een postkantoor, en door middel van overschrijving of storting bij den postchèque- en girodienst, door middel van bankgiro, per postwissel, enz.
De verplichting tot betaling wordt niet geschorst door de indiening van een bezwaarschrift tegen den aanslag of een verzoek om ontheffing, noch door verkrijging van surséance
van betaling; evenmin door het voorbehouden recht van beraad of door de aanvaarding onder het voorrecht van boedelbeschrijving.
Indien het verschuldigde niet tijdig wordt betaald, zal de ontvanger een aanmaning zenden. Deze aanmaning noodigt den schuldenaar uit om binnen tien dagen aan zijn verplichting te voldoen. De kosten van aanmaning zijn ƒ 0,25 en moeten bij de eerstvolgende betaling worden voldaan.
Dwangbevel.
Blijft de belastingplichtige na deze aanmaning nog in gebreke, dan zal de ontvanger een dwangbevel tegen hem uitvaardigen. Dit dwangbevel wordt door een ambtenaar der belastingen aan den schuldige of een zijner huisgenooten beteekend, dat wil zeggen ter kennis gebracht van den belastingschuldige op wettige wijze, met achterlating van een afschrift van het dwangbevel. In het dwangbevel wordt bevel gedaan om binnen twee dagen het verschuldigde met de kosten te betalen, met aanzegging, dat bij gebreke van betaling zal worden overgegaan tot inbeslagneming en verkoop van zijn roerende en onroerende goederen volgens de wet en dat alsdan het dwangbevel zal worden ten uitvoer gelegd tot verhaal van het volle bedrag der openstaande belastingen en van de kosten.
Parate executie.
Een dwangbevel geeft het recht van parate executie, dat is het recht om de roerende en onroerende goederen van den schuldenaar zonder vonnis aan te tasten; (beslag te leggen en te verkoopen)
Lijfsdwang.
Verder geeft dit dwangbevel thans het recht aan den ontvanger om den schuldenaar, zonder vonnis bij lijfsdwang tot betaling te dwingen. Deze lijfsdwang kan de ontvanger alleen met machtiging van den Minister toepassen.
Bedraagt de gevorderde som ƒ 100 of meer, dan is verschuldigd voor het beteekenen van een dwangbevel met bevel tot betaling ƒ2,50 benevens f 1,— voor elk geheel bedrag van ƒ 100, waarmede zij de som van ƒ 100 te boven gaat. Bij de inbeslagneming en den verkoop der goederen voor belastingschuld gelden in het algemeen dezelfde bepalingen als bij de Burgerlijke Rechtsvordering. Bij beslag op roerende goederen behoeft de daarmede belaste ambtenaar zich niet door getuigen of door slechts één getuige te doen bijstaan en is die ambtenaar bevoegd om den persoon, tegen wien het beslag is gedaan, ook zonder diens bewilliging, tot bewaarder aan te stellen.
Verzet tenuitvoerlegging
Verzet tegen de ten uitvoerlegging van het dwangbevel moet worden beteekend aan den ontvanger, die de betaling vervolgt, en dit verzet stuit den aanvang of de voortzetting van de ten uitvoerlegging niet, behoudens de bevoegdheid van den geëxecuteerde, om daarop in kort geding door den president van de arrondissementsrechtbank te doen beslissen. Verzet tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel kan nimmer gericht zijn tegen de wettigheid of de hoegootheid van den aanslag, noch gegrond zijn op de bewering, dat aanspraak bestaat op ontheffing, of dat het aanslagbiljet of de aanmaning niet ontvangen is.
Bezwaren van derden bij beslag.
Bij beslag op roerende goederen kunnen derden, die geheel of gedeeltelijk recht meenen te hebben op die goederen, een bezwaarschrift richten tot den directeur der directe belastingen, mits zulks doende vóór den verkoop en uiterlijk binnen zeven dagen, te rekenen van den dag der inbeslagneming. Het bezwaarschrift wordt ingediend bij den ontvanger, die daarvan een ontvangbewijs afgeeft. De directeur neemt zoo spoedig mogelijk een beslissing. De verkoop mag niet plaats hebben, dan acht dagen na de beteekening van die beslissing aan den reclamant en aan dengene, tegen wien het beslag is gelegd, met nadere bepaling van den dag van verkoop. Door het indienen van een bezwaarschrift verliest de belanghebbende niet het recht om zijn verzet voor den gewonen rechter te brengen.
Behoudens het recht van terugvordering, toegekend bij artikel 2014 van het Burgerlijk Wetboek en bij artikel 230 en volgende van het Wetboek van Koophandel, kunnen
derden nimmer verzet in rechten doen tegen de inbeslagneming ter zake van belastingen, uitgezonderd de grondbelasting, indien de ingeoogste of nog niet ingeoogste vruchten, of roerende goederen tot stoffeering van een huis of landhoeve, of tot bebouwing of gebruik van het land, zich tijdens de inbeslagneming op den bodem van den belastingschuldige bevinden.
Hieruit volgt, dat meubelen, dienende tot stoffeering, die zich op den bodem van den belastingschuldige bevinden, voor belastingschuld kunnen worden verkocht, ook al behooren die meubelen niet aan hem.
Vordering.
Behalve beslag op de goederen van den belastingschuldige en lijfsdwang bestaan er nog andere middelen voor den ontvanger om het belastinggeld binnen te krijgen. Volgens artikel 7 der Wet op de invordering van ’s Rijks directe belastingen (Wet van 22 Mei 1845 later meermalen gewijzigd) kunnen huurders, pachters of bruikers, ontvangers, rentmeesters, zaakwaarnemers, notarissen, griffiers, enz. en verder alle andere houders van penningen aan den belastingschuldige toekomende, door den ontvanger, op daartoe gedane vordering verplicht worden, voor zoover de penningen onder hen berusten, voor rekening van den belastingschuldige, de directe belastingen te voldoen. Die personen moeten dus het geld, dat zij van den belastingplichtige hebben, aan den ontvanger afdragen.
Vordering Werkgever.
Ook de werkgever moet dit op vordering van den ontvanger doen, voor het door hem verschuldigde loon van de in zijn dienst zijnde arbeiders. Deze vordering blijft doorloopen, tot de belasting, die verschuldigd is, betaald is, en dus moet de werkgever blijven inhouden het loon van den arbeider, totdat het verschuldigde voldaan is. Niet het geheele loon behoeft te worden ingehouden. Deze vordering onder den werkgever is slechts geldig, indien het in geld vastgestelde loon vier gulden per dag of minder bedraagt, niet verder dan tot één vijfde gedeelte daarvan. Is het in geld vastgestelde loon hooger dan vier gulden per dag, dan is ten aanzien van dit bedrag de vordering evenzeer slechts tot een vijfde gedeelte geldig en is op het meerdere de vordering onbeperkt toegelaten. Dezelfde regeling geldt ten opzichte van gages.
Recht van voorrang
Bij de invordering is van groot belang het recht van voorrang, dat het Rijk heeft en wel:
A. Wat de grondbelasting aangaat:
1°. op de aan den belastingschuldige toebehoorende velden boomvruchten, turf te velde en verdere opbrengst der goederen aan de belasting onderworpen, en op de pacht of huurpenningen;
2°. op de goederen zelve aan de belasting onderworpen.
B. Wat de overige directe belastingen aangaat.
Op al de roerende en onroerende goederen van den belastingplichtige.
Het recht van voorrang geldt boven alle andere, met uitzondering van de bevoorrechte schulden in art. 1185, 1e. en 1195, 1e. van het Burgerlijk Wetboek opgenoemd. Echter geldt het in letter B bedoelde recht van voorrang niet boven hypotheek.
Het recht van voorrang vervalt twee jaar na de dagteekening van het aanslagbiljet. Voor de berekening van den termijn van twee jaar telt niet mede :
a. de tijd, gedurende welke de betaling achterwege blijft ten gevolge van een verleend uitstel van betaling;
b. de tijd, gedurende welken de belastingschuldige niet binnen het Rijk in Europa woont of gevestigd is.
Verjaring.
De directe belastingen, die drie jaren na de dagteekening van het aanslagbiljet, of na de laatst beteekende acte van vervolging niet zijn ingevorderd, zijn verjaard. Voor de verjaring telt niet mede :
а. de tijd, gedurende welke de belastingschuldige niet binnen het Rijk in Europa woont of gevestigd is;
b. de tijd, gedurende welke de betaling achterwege blijft ten gevolge van een verleend uitstel.
Uitstel.
Indien een belastingplichtige niet in staat is de belasting tijdig te voldoen, doet hij in het algemeen verstandig bij den ontvanger uitstel van betaling te vragen. Deze kan dit uitstel verleenen, indien naar zijn meening dit uitstel gerechtvaardigd is. Zoolang het uitstel duurt, zal geen vervolging plaats hebben. De ontvanger is gerechtigd het verleende uitstel in te trekken. Bij het verleenen van uitstel kan de ontvanger interest eischen en wel veertig cent voor elk geheel bedrag van ƒ 100,— per maand.
Kwijtschelding.
Indien de belastingschuldige niet in staat is anders dan met buitengewoon bezwaar de belasting te betalen, kan deze door of vanwege den Minister van Financiën geheel of gedeeltelijk worden kwijtgescholden. De directeur der belastingen is in het algemeen aangewezen om op verzoeken om afschrijving van belasting te beschikken. Een dergelijk verzoek kan per brief (ongezegeld) aan den directeur worden aangevraagd.
Ook betaalde belasting kan worden teruggegeven, op grond dat de betaling heeft plaats gehad onder omstandigheden, die, waren zij eerder bekend geweest, aanleiding tot afschrijving zouden hebben gegeven.