(v.), syn. dysphonia spastica; stemstoornis, met een sterk psychogene oorsprong, die gekenmerkt wordt door spasmen van de stemplooien tijdens de fonatie;
abductor ~ dysfonie die wordt gekenmerkt door het plotseling optreden van fluisteren of afone momenten, waarbij er een hyperabductie van de stemplooien voorkomt;
adductor ~, syn. stemstotteren; vorm van spastische dysfonie die gepaard gaat met een adductor laryngospasme. De stemmoeilijkheden beginnen meestal geleidelijk met heesheid en toonhoogtebreuken die stilaan gepaard gaan met larynxkrampen en eindigen in een krampachtig staccato-achtig spreken, waarbij de adem tegen een stijf gesloten glottis wordt gestoten;
gemengde ~, een mengvorm van abductor en adductor spastische dysfonie