Nederlands schrijfster van romans en korte verhalen; pseudoniem van Madelien Tolhuisen (*1955). Toen Stahlie na een paar vertalingen in opdracht van uitgeverij Bert Bakker met de roman Unisono (1987) zou debuteren, koos ze als pseudoniem de naam van haar moeder. Al spoedig volgden enkele verhalenbundels.
Met de roman Het beest met de twee ruggen (1994) behaalde ze haar grootste succes. Het boek werd genomineerd voor zowel de AKO Literatuurprijs als voor de Libris Literatuurprijs. De titel verwijst naar een veel geciteerde uitspraak over de paringsdaad die door Gargantua en Pantagruel, een serie verhalen van de 16e-eeuwse Franse schrijver Rabelais, algemeen bekend werd. Het verhaal gaat over een 38-jarige vrouw, Maud Labeur, die verliefd wordt op een 18-jarige jongeman. Het komt erop neer dat ze haar identiteit te veel laat bepalen door haar verbeelding, een thema dat regelmatig terugkeert in Stahlies werk. De personages proberen het conflict op te lossen tussen hun verwachting en de onlogische werkelijkheid die onvoorspelbaar is.
In de roman Honderd deuren (1996) is de onvoorzichtige Nadine de tegenpool van haar behoedzame tweelingzus Mirjam. Net als in veel andere verhalen is er sprake van zielsverwantschap tussen de personen die het noodlot tarten en met hun verbeelding ondanks zichzelf risico’s nemen die hen naar de rand van de afgrond dwingen.
Hoewel Stahlie geen autobiografisch schrijfster is heeft ze met Dolly, een personage dat in de roman Boogschutters (2008) overlijdt, een poging gedaan een monument voor haar moeder op te richten.
Elsbeth Etty oordeelde over Stahlies recente romans, dat ze ‘anders dan het merendeel van haar altijd verrassende korte verhalen op invuloefeningen beginnen te lijken, geloofsbelijdenissen van het schrijverschap’.