Literatuur, Geschiedenis en Theorie

J.A. Dautzenberg (2009)

Gepubliceerd op 06-02-2017

maniërisme

betekenis & definitie

Het maniërisme ontstond rond het begin van de 16e eeuw in Italië als een variant op de Renaissance. De term is afgeleid van ‘maniera’ (stijl, trant, manier) en duidde oorspronkelijk op die kunstenaars die ‘op de manier van’ Michelangelo (1475-1564) werkten.

De schilderijen en beeldhouwwerken van Michelangelo vormen een soort overgang tussen de hoge Renaissance en deze nieuwe stroming, die loopt tot begin 17e eeuw. Ter ­wille van de uitdrukkingskracht gingen de jongere kunstenaars zich grotere vrijheden veroorloven. De natuurgetrouwe weergave van de anatomie werd losgelaten: de gestalten zijn vaak overdreven langgerekt met kleine hoofden, de lichamen worden in verdraaide vorm getoond. De kleuren werden koeler, met een voorkeur voor pasteltinten. Ook de symmetrie werd losgelaten en het perspectief is dikwijls niet meer van voren maar vanuit een - vaak onverwachte - hoek. Eenvoudige geometrische figuren (cirkel, vierkant, rechthoek) maken plaats voor ellipsen, parabolen en uitgerekte rechthoeken. Er kwam met andere woorden een nog grotere aandacht voor de vorm en dus een veel sterker estheticisme dan in de Renaissance. De kunst wordt ingewikkelder, verfijnder, soms ook gekunstelder (gemaakt, onecht).

De voornaamste maniëristische schilders zijn Correggio (Antonio Allegri; ca.1489-1534), Tintoretto (‘het ververtje’; eig. Jacopo Robusti, 1518-1594) en de in Spanje werkende Griek El Greco (Domenikos Theotokopoulos, ca.1541-1614). De voornaamste beeldhouwer is Benvenuto Cellini (1500-1571). De architect Andrea Palladio (1508-1580) is een overgangsfiguur tussen Renaissance en maniërisme. Bekende werken van hen zijn: het fresco Hemelvaart van de Maagd (1526-30, Kathedraal, Parma) van Correggio, Het Laatste Avondmaal (1592-94, San Giorgio, Venetië) van Tintoretto, De begrafenis van graaf Orgaz (1586, Santo Tomé, Toledo) van El Greco, en het beroemde Zoutvat (1543, Kunsthistorisches Museum Wenen) van Cellini.

< >