Literatuur, Geschiedenis en Theorie

J.A. Dautzenberg (2009)

Gepubliceerd op 08-02-2017

Carel van Mander

betekenis & definitie

Nederlands schilder, dichter en prozaschrijver (1548–1606). Van Mander was een Zuid-Nederlander die naar het noorden uitweek en in Haarlem een schildersschool begon; een van zijn leerlingen was Frans Hals.

Hij publiceerde gedichten, vertalingen van Homerus, Vergilius en Ronsard, en (verloren gegane) Bijbelse toneelstukken. Zijn hoofdwerk heeft echter te maken met zijn eigenlijke beroep: Het schilderboek (1604), een grote verzameling biografieën van Vlaamse, Nederlandse en Duitse schilders (onder andere de gebroeders Van Eyck, Brueghel, Jeroen Bosch, Dürer en Holbein), plus enkele theoretische stukken over schilderkunst. Het is geschreven in navolging van en gedeeltelijk gebaseerd op een gelijksoortig Italiaans werk van Giorgio Vasari (de bedenker van de term ‘rinascita’, renaissance, in 1550), dat in bewerking in Van Manders boek is opgenomen.

Van Mander stelt zich op als een wetenschapsman die uitgaat van eigen onderzoek. Hij neemt zijn bronnen niet klakkeloos over maar bekijkt ze kritisch en hij bespreekt alleen die schilderijen die hij ook zelf heeft gezien. Zijn boek is nog steeds een bron voor de Nederlandse schilderkunst van de 15e en 16e eeuw en is ook vanuit literair standpunt belangrijk.

Overige werken o.a.
1599 De gulden harpe (gedichten)
1603 Het herder pijpken (gedichten)
1626 Bethlehem, dat is het broodhuis (gedichten)

< >