Nederlands schrijver van romans en verhalen (Utrecht 16.11.1912 – Amsterdam 18.12.1992). Studie journalistiek aan de universiteit van Utrecht. Redacteur van de NRC (1935–’45), film- en toneelcriticus van De Groene Amsterdammer (1945–’52).
Daarna tot 1955 in Indonesië hoofd van de Stichting Culturele Samenwerking. Na 1955 allerlei journalistieke functies en docent aan de Filmacademie in Amsterdam; van 1968 tot 1978 was hij directeur hiervan. Hij werkte mee aan diverse documentaire films van Bert Haanstra; deze verfilmde ook twee romans van hem: Dokter Pulder zaait papavers (1975, naar De nagel achter het behang) en Een pak slaag (1978). Constantijn Huygensprijs 1989, P.C.Hooftprijs 1992.
Al in de tweede helft van de jaren dertig publiceerde Koolhaas een aantal dierenverhalen in de NRC, maar zijn eerste bundel verscheen pas in 1956: Poging tot instinct en andere dierenverhalen. Tot 1961 verscheen jaarlijks een nieuwe bundel; daarna daalde het aantal en begonnen er steeds meer romans te verschijnen.
In de verhalen worden de dieren niet – zoals in sprookjes, fabels en kinderlectuur – voorgesteld als mensen in dierengedaante, maar wel projecteert Koolhaas in de dieren typisch menselijke eigenschappen: ijdelheid, vraatzucht, domheid, maar ook hulpvaardigheid, dienstbaarheid, onderzoekingsdrang. Vaak is er één dier dat boven de andere uitstijgt omdat het plotseling beseft dat er meer is dan alleen eten en slapen. In “Mijnheer Tip is de dikste mijnheer” uit Vergeet niet de leeuwen te aaien (1957) beseft het varken Tip ineens waartoe zijn leven dient: dik worden en daarna naar het slachthuis. ‘Men zou een magere ijveraar moeten worden, dacht Tip angstig. een magere ijveraar die nimmer het hok verliet.’ Maar zoals alle dieren ontloopt ook Tip zijn lot niet.