Trainen is in het leven geroepen om mensen wat te leren. Je bent tijdens een training op een praktische manier bezig met het tot stand brengen van relatief duurzame verandering in kennis, houding en vaardigheden van de deelnemers.
Alleen als je kundig bent als trainer kun jij de deelnemers optimaal laten leren. Jij bent het instrument dat deelnemers aanzet tot leren. Je moet als trainer met drie gebieden ‘’aan het werk’’:
1. Kennis en inhoud van onderwerpen en werkvormen in de training;
2. Kwaliteiten op het vlak van de communicatie met groepen en op het gebied van persoonlijke professionaliteit;
3. En je moet zogenoemde ‘’vlieguren’’ maken. Het liefst in een professionele omgeving met opdrachten die passen bij wat je nodig hebt om te groeien in de rol als trainer.
Je hebt vier verschillende soorten trainingen:
1. De vakinhoudelijke training
Bij de vakinhoudelijke training is de rol van de trainer om vooral inhoud en kennis over te brengen. De trainer heeft voor deze training vakinhoudelijke kennis en didactische vaardigheden nodig.
2. De vaardigheidstraining
Bij de vaardigheidstraining is de rol van de trainer het intrainen van nieuw gedrag, met als doel effectiever te functioneren binnen de (werk) omgeving.
3. De training persoonlijke effectiviteit en leiderschapsontwikkeling
Bij de training persoonlijke effectiviteit en leiderschapsontwikkeling is de rol van de trainer het realiseren van daadwerkelijke gedragsverandering. Na deze training is de bedoeling dat deelnemers de gedragsverandering daadwerkelijk kunnen realiseren.
4. De teamtraining
Bij de teamtraining is de rol van de trainer het versterken van de samenwerking binnen een team en het realiseren van de gewenste teamresultaten. Deze trainingen zijn de heftigste ‘’place to be’’. Hoe langer de teamleden elkaar kennen, hoe meer de teampatronen zijn vastgeroest en hoe hoger de ergernissen zijn opgestapeld.
