De 28e president van de Verenigde Staten (1913-21).
Wilson studeerde rechten aan de Princeton Universiteit. In 1882 vestigde hij zich als advocaat. Wilson gaf colleges aan het Bryn Mawr College en de Wesleyan Universiteit in de staat Connecticut. In 1890 keerde hij naar Princeton terug, waar hij vanaf 1902 als president van de universiteit naam maakte als hervormer van de onderwijsmethoden en de inhoud van de studies.
In 1910 stapte Wilson over naar de politiek. Hij werd tot gouverneur van de staat New Jersey gekozen en bouwde verder aan zijn reputatie als hervormer. In 1912 was hij presidentskandidaat voor de Democratische partij en won hij de verkiezingen.
Wilson voerde op binnenlands gebied een progressief beleid, dat werd gekenmerkt door het invoeren van een inkomstenbelasting en maatregelen tegen monopolievorming van bedrijven, terwijl vakbonden een betere bescherming kregen. Dit beleid werd bekend onder de naam New Freedom Program.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog trachtte hij de Verenigde Staten buiten het conflict te houden. Dit streven werd gefrustreerd door Duitse aanvallen op de Amerikaanse handelsvloot (duikbootoorlog). Op 6 april 1917 verklaarden de Verenigde Staten de oorlog aan Duitsland en leverden vanaf het voorjaar van 1918 een beslissende bijdrage aan de oorlog aan het Westfront. Om tot een rechtvaardige vrede te kunnen komen, kondigde Wilson in januari 1918 de Veertien Punten af, een programma dat toekomstige oorlogen moest voorkomen, onder meer door het oprichten van een Volkenbond. De Europese geallieerden wilden echter Duitsland en zijn bondgenoten veel harder aanpakken en trokken zich daarom weinig van de Veertien Punten aan. Wilsons wens dat de VS tot de Volkenbond zou toetreden, werd gedwarsboomd door de Republikeinen, die na de verkiezingen voor het Congres in november 1918 een meerderheid in de Senaat hadden. De Senaat weigerde het Verdrag van Versailles goed te keuren, uit vrees dat de Verenigde Staten in nog meer buitenlandse avonturen zouden worden meegesleept. Het Amerikaanse isolationisme zegevierde. Wilson probeerde door een intensieve binnenlandse campagne tevergeefs het tij te doen keren. In oktober 1919 werd hij door een beroerte getroffen, waardoor hij niet goed meer kon functioneren. In 1920 verloor hij de presidentsverkiezingen.
Voor zijn bijdrage aan het bevorderen van de vrede in de wereld en het bouwen aan een betere wereldorde kreeg hij in 1919 de Nobelprijs voor de vrede.