Een noodverordening, uitgevaardigd door rijkskanselier Adolf Hitler op 28 februari 1933, waardoor staatsgevaarlijke personen onmiddellijk konden worden gevangengezet.
De Notstandsgesetz was een reactie op de brand in het Rijksdaggebouw, die in de voorafgaande nacht had gewoed. De nationaal-socialisten beschuldigden de communisten ervan de brand te hebben gesticht en suggereerden dat zij van plan waren de macht over te nemen. Met de Notstandsgesetz werd in feite een noodtoe-stand afgekondigd, die Hitler gebruikte om zijn machtspositie te versterken. De eenentachtig communistische afgevaardigden, die bij de verkiezingen van 5 maart 1933 werden gekozen, mochten hun zetels in de Rijksdag niet innemen en werden gearresteerd. Op 24 maart 1933 nam de Rijksdag met grote meerderheid de machtigingswet aan, die Hitler nog meer volmachten gaf dan de Notstandsgesetz. In Duitsland begon de nazi-dictatuur.