De eerste minister-president (1947-64) van het onafhankelijke India. Zijn bijnaam was pandit (leraar).
Nehru studeerde in Engeland natuurkunde en rechten. In Brits-Indië werd hij een succesvol advocaat. Nehru werd lid van de Swarajpartij, die mede door zijn vader Motilal Nehru was opgericht en autonomie voor India nastreefde. Nehru sloot zich na het bloedbad van Amritsar (13 april 1919) bij Mahatma Gandhi en de Congrespartij aan. Van 1929-30 en van 1936-37 leidde hij deze partij. Nehru werd door de Britten negen keer gearresteerd. In 1946 stemde hij in met de splitsing van Brits-Indië in India en Pakistan. Nehru werd een jaar later de eerste premier van de nieuwe staat India.
Als premier wist hij de binnenlandse onrust, die tijdens het onafhankelijkheidsproces op een burgeroorlog begon te lijken, te verminderen. Met ingrijpende reorganisaties van landbouw en industrie slaagde Nehru erin de snel groeiende Indiase bevolking te voeden. Nehru wenste in de internationale politiek geen partij te kiezen; hij streefde niet-gebondenheid na. Hij kon deze politiek tot 1962 volhouden, toen India in conflict kwam met de Volksrepubliek China en de hulp inriep van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië (Indiaas-Chinese oorlog).
Twee jaar na Nehru's dood werd zijn dochter Indira Gandhi premier van India.