Gebied in Noordoost-China dat begeerd werd door Rusland/Sovjetunie en Japan. Uit Mantsjoerije was de Mantsjoe-dynastie afkomstig die van 1644-1912 over China regeerde. Het woord Mantsjoe betekent oostelijke helderheid.
De oorspronkelijke bevolking van Mantsjoerije assimileerde tijdens het Chinese keizerrijk met de Chinezen. In 1896 kregen de Russen het recht spoorwegen door Mantsjoerije aan te leggen. Tijdens de Bokseropstand van 1900 bezette Rusland het gebied. Omdat ook Japan een begerig oog op Mantsjoerije had laten vallen, kon een oorlog tussen beide landen niet uitblijven. In 1904 brak de Russisch-Japanse oorlog uit, in 1905 door Japan gewonnen. De twee landen verdeelden Mantsjoerije onder elkaar; formeel werd de Chinese soevereiniteit erkend.
Na de Russische revolutie zagen de Russen aanvankelijk van hun aanspraken op Mantsjoerije af. In 1924 sloot de Sovjetunie echter een verdrag met China, waarbij haar spoorwegbelangen werden veiliggesteld. Ondertussen stelden de Chinezen zich krachtiger op. Sinds 1905 hadden ongeveer dertig miljoen Chinezen zich in Mantsjoerije gevestigd. De Chinezen keerden zich steeds openlijker tegen de Japanse invloed. Vanwege de bodemschatten (ijzererts en steenkool) annexeerde Japan Mantsjoerije in 1931 en maakte het tot de vazalstaat Mantsjoekwo.
In 1945 maakten Sovjettroepen de Japanse bezetting ongedaan. Mantsjoerije werd een basis van de communisten, die tijdens de Chinese burgeroorlog van hieruit de nationalisten bestreden. In 1949 trokken de Sovjettroepen zich terug.
Door het ideologische conflict omstreeks 1960 tussen de Sovjetunie en de Volksrepubliek China, deed de Sovjetunie opnieuw aanspraken op Mantsjoerije. Sindsdien kwam het regelmatig tot grensincidenten bij de river de Amoer, waar Chinese vissers door Sovjetpatrouilleboten werden lastiggevallen.
