Gepubliceerd op 30-07-2017

Major, John (1943)

betekenis & definitie

Brits politicus; premier sinds 1990.

John Major is geboren en opgegroeid in Zuid-Londen. Zijn vader was circusartiest. In tegenstelling tot de meeste (Conservatieve) Britse politici heeft Major geen elitaire opvoeding gehad. Hij ging op zestienjarige leeftijd van school, en was daarna enige tijd werkloos. Uiteindelijk maakte Major in het bankwezen carrière.

Na korte tijd als deelraadwethouder van de Londense wijk Lambeth actief te zijn geweest, werd Major in 1979 voor de Conservative Party in het Lagerhuis gekozen. Tussen 1983-87 werkte hij op het partijbureau van de Conservatieven, en op het ministerie van Volksgezondheid en Sociale Zaken. In 1987 werd Major staatssecretaris van Financiën in het kabinet-Thatcher. In juli 1989 werd hij minister van Buitenlandse Zaken en Gemenebestzaken. In oktober van dat jaar volgde hij de afgetreden minister van Financiën Nigel Lawson op.

Na een korte strijd om het leiderschap van de Conservative Party, volgde Major op 28 november 1990 premier Margaret Thatcher op. Hij beschouwde het herstel van de Britse economie als zijn belangrijkste taak. Major koos voor meer samenwerking met de Europese Gemeenschap dan zijn voorgangster, die daar weinig van moest hebben. Toch verdeelden de aanhoudende economische recessie en de mate van Europese integratie de Conservatieven. In 1992 kreeg Major maar net voldoende steun van het Lagerhuis voor ratificatie van het verdrag van Maastricht, die uiteindelijk pas op 20 mei 1993 plaatsvond. In 1993 nam de populariteit van Major verder af; hem werd gebrek aan visie en daadkracht verweten. In 1994 wist hij zijn verzwakte positie te verbeteren dankzij een opleving van de (Britse) economie en een doorbraak in het vredesproces in Noord-Ierland. De politieke toekomst bleef er voor Major echter somber uitzien. In opiniepeilingen leidde de Labour Party ruimschoots, terwijl bij tussentijdse verkiezingen de Conservatieven steevast verloren, waardoor hun meerderheid in het Lagerhuis alleen maar slonk.

< >