De theorieën van Lenin.
Lenin ging ervan uit dat hij de theorieën van Karl Marx (marxisme) slechts aanvulde en verfijnde. In werkelijkheid hield hij zich vooral met praktische politiek en revolutie bezig.
Lenin legde meer dan Marx de nadruk op de organisatie van de partij. Een kleine, ideologisch goed getrainde groep mensen zou het proletariaat naar de revolutie moeten voeren. Lenin nam daarmee afstand van de min of meer spontane revolutie van het proletariaat die Marx voorzag. In de partij zou een ijzeren discipline moeten heersen. Lenin leidde de partij met harde hand en droeg er zorg voor dat de eenheid bleef gehandhaafd. Stalin heeft dit aspect van het leninisme tot het uiterste doorgevoerd.