Het politieke vraagstuk in België rond de persoon en houding van koning Leopold III tijdens de Tweede Wereldoorlog.
In de jaren 1939-40 ontstonden in België problemen door de kritiek van de koning op de werking van de parlementaire democratie. Het conflict werd verscherpt toen Leopold III in mei 1940 weigerde met de regering in ballingschap te gaan. Als opperbevelhebber besloot hij op 28 mei 1940 eigenmachtig tot capitulatie van het Belgische leger. De regering wilde hiervoor geen verantwoordelijkheid nemen. De koning werd krijgsgevangene; tot juni 1944 in het paleis in Laken, daarna op slot Hirschstein bij Dresden. Op 20 september 1944 werd in het bevrijde België Leopolds broer Karel tot regent aangesteld. Er ontstond in België ernstige verdeeldheid over de vraag of Leopold III als koning kon terugkeren. In een referendum dat begin 1950 werd gehouden, stelde een meerderheid van de kiezers zich achter het standpunt van de Christelijke Volkspartij, dat de koning kon regeren. Daarop keerde de koning terug. Omdat er onder de Belgische bevolking ernstige tegenstellingen bleven bestaan, deed Leopold III desondanks in 1951 afstand van de troon.