Adellijke Oost-Duitse grootgrondbezitters, die tot de Tweede Wereldoorlog een stand van agrarische ondernemers vormden.
Oorspronkelijk werden met Junkers de zonen van Duitse vorsten bedoeld.
In tegenstelling tot andere grootgrondbezitters verpachtten de Junkers hun land niet, maar lieten het door knechten bewerken. Ze waren sterk feodaal ingesteld. De Junkers voelden zich een elite die ver boven het gewone volk was verheven. Ze kozen bij voorkeur voor een militaire, ambtelijke of diplomatieke carrière. Tot 1945 hadden ze grote politieke macht in Duitsland.
De afloop van de Tweede Wereldoorlog betekende het einde van de Junkers. Hun bezittingen werden door de Sovjetbezetters van het oostelijk deel van Duitsland inbeslaggenomen.