De 36e president van de Verenigde Staten (1963-69).
Lyndon Johnson had voordat hij de politiek inging een groot aantal baantjes; in 1927 werd hij onderwijzer aan het Texas State Teachers' College. In 1932 maakte hij als secretaris van een lid van het Huis van Afgevaardigden de overstap naar de politiek. President F.D. Roosevelt benoemde hem in 1935 tot directeur van het Nationale Jeugd Bestuur in Texas, een onderdeel van de New Deal. In 1938 werd hij voor de Democraten in het Huis van Afgevaardigden gekozen; tien jaar later kwam hij in de Senaat. In 1953 werd Johnson fractievoorzitter van de Democratische partij. Onder meer door zijn bekwame optreden wisten de Democraten in 1955 de meerderheid in de Senaat te krijgen.
In 1960 deed Johnson een vergeefse gooi naar de Democratische kandidatuur voor de presidentsverkiezingen; niet hij maar John F. Kennedy werd gekozen. Deze benoemde Johnson verrassend genoeg tot zijn `running mate', de kandidaat voor het vice-presidentschap. Kennedy won nipt de verkiezingen van de Republikein Nixon, waardoor Johnson vice-president werd. Na de moord op Kennedy op 22 november 1963 nam Lyndon B. Johnson zijn plaats in. Hij zette de hervormingspolitiek van zijn voorganger voort. Zo werd in juli 1964 de wet op de burgerrechten (Civil Rights Act) aangenomen, waardoor de positie van de negers in de Amerikaanse samenleving aanzienlijk verbeterde. In november van hetzelfde jaar behaalde Johnson een grote overwinning bij de presidentsverkiezingen.
Aan het begin van zijn nieuwe ambtstermijn lanceerde hij een ambitieus sociaal programma, Great Society genoemd. Johnson stuurde een groot aantal wetsvoorstellen naar het Congres, die onder meer betrekking hadden op betere medische zorg voor ouderen, overheidssteun aan scholen, huisvesting en de ontwikkeling van steden, verbetering van de wetgeving op het gebied van de burgerrechten en maatregelen om de armoede te bestrijden. Hoe nodig dit programma was, bleek uit rassenrellen en de opkomst van de Black-Powerbeweging. Twee jaar later werd er al sterk op dit programma bezuinigd, omdat de Vietnam-oorlog enorme geldbedragen opslokte. Onder Johnson escaleerde deze oorlog zodanig, dat honderdduizenden Amerikaanse soldaten moesten worden ingezet. In 1968 besloot hij de bombardementen op Noord-Vietnam te staken. Vanwege de teleurstellende ontwikkeling van de oorlog in Vietnam, stelde hij zich niet voor een nieuwe ambtsperiode beschikbaar. In 1971 verschenen zijn memoires onder de titel The Vantage Point (De gunstige positie).