President van Tsjechoslowakije van 1948-53.
Klement Gottwald werd in een Moravische boerengezin geboren; hij begon zijn loopbaan als timmerman. Op zestienjarige leeftijd sloot Gottwald zich bij de socialistische jeugdorganisatie aan. Tijdens de Eerste Wereldoorlog deserteerde hij uit het leger van Oostenrijk-Hongarije. In 1921 was Gottwald mede-oprichter van de Communistische Partij van Tsjechoslowakije; hij werd hoofdredacteur van de partijorganen De Volksstem en Rode Rechtvaardigheid. In 1929 werd hij secretaris-generaal van de partij; vanaf dat jaar tot 1938 vertegenwoordigde hij de communisten in het parlement. Als lid van het presidium van het wereldcongres van de Komintern, de Kommunistische Internationale, toonde Gottwald zich een groot voorstander van de oprichting van volksfronten. In 1938 keerde hij zich tegen het verdrag van München, waarbij Tsjechoslowakije Sudetenland aan Duitsland moest afstaan; hij vluchtte naar de Sovjetunie waar hij tot het eind van de Tweede Wereldoorlog bleef.
In mei 1945 werd Gottwald vice-premier in de Tsjechoslowaakse coalitieregering; in 1946 werd hij tot minister-president gekozen. In die functie wees hij in 1947 economische hulp van de Verenigde Staten in het kader van het Marshall-plan af. Gottwald leidde in februari 1948 met medewerking van de Sovjetunie de staatsgreep die van Tsjechoslowakije een communistische dictatuur maakte. In juni van dat jaar volgde hij Benesj op als president. Onder het bewind van Gottwald werden in november 1952 tal van prominente communisten ter dood veroordeeld. Gottwald overleed plotseling in maart 1953 bij zijn terugkeer van de begrafenis van Stalin.
